Zalig zijn de barmhartigen
Barmhartigheid is een kwaliteit die we in deze tijd
niet vaak verwachten tegen te komen. In plaats daarvan worden onze ogen, oren
en gevoelens dagelijks -in het geval van radio- en TV-nieuws zelfs ieder uur- aangevallen
door geweld, onrecht, opzettelijke stijfkoppigheid, onverzoenlijkheid,
dweepzucht, bedrog, vooroordeel en onverdraagzaamheid. Handelingen van
barmhartigheid zijn zo zeldzaam dat als ze gebeuren, ze in kranten en tijdschriften
de voorpagina's halen met veel foto's en op TV hoofdnieuws zijn.
Dit betekent niet dat barmhartigheid niet wordt
bewonderd. Dat wordt het wel. Daarom is het hoofdnieuws als de media er lucht
van krijgen. Al bewonderen de mensen de barmhartigen en wensten ze dat er meer
van zulke mensen waren, ze nemen zelden de gelegenheid -als deze zich voordoet-
te baat om barmhartigheid tot uitdrukking te brengen.
Misschien bewondert onze cultuur barmhartigheid, omdat
de bijbel in de westerse wereld zo ruimschoots voorhanden is. Het oude Rome had
er niet zo'n bewondering voor als wij. De Romeinen kenden vier hoofddeugden:
wijsheid, recht, matigheid en moed, maar geen barmhartigheid. De Interpreter's
Bible vermeldt dat de Romeinen medelijden verachtten! De Grieken dachten er
op soortgelijke manier over. Ze dachten dat barmhartigheid op zwakte duidde in
plaats van op kracht. Aristoteles schreef dat medelijden een vervelende emotie
was.
De Farizeeёn waren hard in hun zelfgerichte oordeel
over anderen en toonden weinig barmhartigheid. Jezus zegt van hen:
Wee u, schriftgeleerden en Farizeeёn, gij huichelaars, want gij geeft
tienden van de munt, de dille en de komijn en gij hebt het gewichtigste van de
wet verwaarloosd: het oordeel en de barmhartigheid en de trouw. 24 Dit moest
men doen en het andere niet nalaten. (Mattheüs
23:23-24a)
Dit verschil maakt duidelijk hoever God en de mens uit
elkaar staan voor wat betreft de waarde die we zouden moeten hechten aan specifieke
karakterkwaliteiten.
We moeten onszelf er van tijd tot tijd aan herinneren
dat de zaligsprekingen een beeld geven van hen die werkelijk Christus'
discipelen zijn. Ze helpen hen te identificeren op wie Gods zegen rust om hen
te helpen hun leven met vreugde te leiden. Vanuit een andere hoek bekeken
beschrijven ze de aard van waar geluk.
Hoe verschillend zijn ze van wat het wereldse denken,
aangestuurd door wat het ziet, probeert te gebruiken om geluk te
bewerkstelligen! Het wereldse denken verlangt ernaar dingen, macht en sociaal
aanzien te hebben, omdat het denkt dat het geluk daarin schuilt. God openbaart
dat het uiteindelijke gevoel van menselijk welzijn ligt in het bezit van en het
werken aan geestelijke kwaliteiten die voortkomen uit een relatie met Hem. Dit
zijn de onvindbare eigenschappen waar de wereldse mens naar op zoek is en niet
kan vinden.
We moeten ook niet worden misleid te geloven dat,
omdat Jezus zei dat de barmhartigen barmhartigheid zullen ontvangen, dit op een
of andere manier het bewijs is van een behoud door werken. Er is beslist niets
in de bijbel te vinden dat deze conclusie rechtvaardigt. Jezus beschrijft niet
het fundament van de hoop van een zondaar op het ontvangen van Gods
barmhartigheid, maar bakent de geestelijke karakteristieken van Zijn volk af.
Barmhartigheid tegenover oordeel
Barmhartigheid is een heel opvallende geestelijke
eigenschap. Het is een onmisbare trek in het heilige, goddelijke karakter dat
het onze wordt als gevolg van een warme en hechte relatie met God. Het is een
kwaliteit die ons gegeven wordt door Zijn Geest die in ons woont, naarmate we
ons in gehoorzaamheid overgeven en deze beoefenen.
In de context van wat de bestemming is van ons leven
moeten we het belang van barmhartigheid niet onderschatten. Jezus verzekert ons
op stellige wijze dat de barmhartigen zalig zijn, maar er is nog veel meer bij
barmhartigheid betrokken. Misschien is er geen vers dat het belang ervan
duidelijker onder woorden brengt dan:
Want onbarmhartig zal het oordeel zijn over hem, die geen barmhartigheid
bewezen heeft; barmhartigheid (echter) roemt tegen het oordeel. (Jacobus
2:13.)
Wil niet iedereen een barmhartig oordeel van God voor Wie we allemaal komen
te staan? (Jacobus 2:13)
Wie zijn oor gesloten houdt voor het hulpgeroep van de geringe, zal, als
hij zelf roept, geen antwoord ontvangen. (Spreuken
21:13)
Jezus vat op levendige wijze de essentie van dit
waardevolle principe samen in het slot van de gelijkenis van de onbarmhartige
dienstknecht:
Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn
broeder, van harte vergeeft.( Mattheüs
18:35)
Zou dit een belangrijke oorzaak kunnen zijn dat we
niet zo gezegend worden als we wel zouden willen? Al is deze zaligspreking het
begin van de tweede groep, toch staat hij niet los van de eerste vier; hij is
onlosmakelijk met de andere verbonden. Hij is echter het begin van de vier
zaligsprekingen die zich meer naar buiten richten, op de medemens, in plaats
van naar binnen, op God. Het is duidelijk een vrucht, een duidelijk zichtbare
actie die voortkomt uit de eerste vier zaligsprekingen.
Wat betekent deze zaligspreking?
Nederlandstalige woordenboeken bieden weinig hulp om
het bijbelse gebruik van barmhartigheid te begrijpen. In het Nederlands wordt
"barmhartigheid" normaal gebruikt in de betekenis van medeleven
tonen, verdraagzaamheid, vriendelijkheid, zacht van gemoed, vrijgevigheid of
het zich weerhouden van het schaden of bestraffen van overtreders of vijanden.
Deze synoniemen geven ons enig inzicht in dit woord; ze brengen alle tot
uitdrukking hoe een barmhartig iemand zou kunnen handelen. Echter geen van hen
beeldt specifiek uit wat bijbelse barmhartigheid is, omdat het bijbelse begrip
praktisch niet te vertalen valt met één enkel Nederlands woord.
Het Griekse woord eleemon dat in Mattheüs 5:7 wordt gebruikt, betekent in wezen hetzelfde als zijn
Nederlandse tegenhanger: "barmhartig". Maar naar alle
waarschijnlijkheid sprak Jezus in het Aramees en het idee achter Zijn uitspraak
over barmhartigheid is ontleend aan het oudtestamentische gebruik en onderwijs.
Dat is dus het Hebreeuws. Het woord dat Hij gebruikt zou kunnen hebben is het
Hebreeuwse en Aramese chesed.
William Barclay's Daily Study Bible commentaar
op Mattheüs merkt met betrekking tot dit woord op: Het betekent niet alleen
meeleven met iemand in de gebruikelijke betekenis van het woord; het betekent
niet eenvoudig medelijden hebben met iemand in problemen. Chesed [sic], barmhartigheid,
betekent het vermogen om in de huid van iemand anders te kruipen totdat we de
dingen met zijn ogen kunnen zien, de dingen met zijn denken kunnen ervaren en
de dingen met zijn gevoelens kunnen voelen.
Dit is duidelijk veel meer dan een emotionele golf van
medelijden; dit vraagt duidelijk een heel bewuste inspanning van het denken en
de wil. Het duidt op een sympathie die als het ware niet van buitenaf komt,
maar die komt van een bewuste vereenzelviging met de ander totdat we de dingen
zien zoals hij ze ziet en de dingen voelen zoals hij ze voelt. Dit is sympathie
in de letterlijke betekenis van het woord. Sympathie is ontleend aan
twee Griekse woorden, syn dat duidt op een samengaan met,
en dat ervaren of lijden betekent. Sympathie betekent dingen
samen ervaren met de ander, letterlijk daar doorheengaan waar hij door heen
gaat. (p. 103)
Dat is veel gemakkelijker gezegd dan gedaan! Het in
deze mate hebben van een besef van andermans gevoelens is heel moeilijk, omdat
we normaal zo zelfgericht zijn, ons zo bewust zijn van onze eigen gevoelens,
dat zo'n intens gevoel voor anderen vaak een grote inspanning van de wil
vereist. Normaal, als we medelijden met iemand hebben, is dat exclusief iets
aan de buitenkant, omdat we ons er niet toe inspannen ons in het denken en
voelen van de ander te verplaatsen totdat we de dingen kunnen zien en voelen
zoals hij dat doet. Het is niet gemakkelijk in andermans schoenen te staan.
Het begin van echte barmhartigheid
De wereld waar we allemaal uit voortkomen, is trouw
aan zijn aard, is onbarmhartig. De wereld geeft er de voorkeur aan zich af te
schermen van pijn en rampspoed van anderen. De wereld vindt wraak heerlijk en
vergevensgezindheid tam en onbevredigend.
Daar beginnen we allemaal. Maar al te vaak is een
wereldse manier van denken duidelijk en actief werkzaam binnen de kerk. Deze
openbaart zichzelf in Handelingen die een zekere mate van wreedheid laten zien.
Gewoonlijk worden de wreedheden mondeling tot uitdrukking gebracht, maar al te
vaak echter besteden broeders geen aandacht aan de werkelijke noden van
anderen.
De barmhartigheid die Jezus onderwijst, wordt niet aan
mensen ontleend. Hij zegt in Mattheüs 6:14.
Want indien gij de mensen hun overtredingen vergeeft, zal uw hemelse Vader
ook u vergeven. (Mattheüs 6:14)
Dit gebeurt niet omdat we barmhartigheid kunnen
verdienen door barmhartig en vergevensgezind te zijn, maar omdat we geen
barmhartigheid en vergeving van God kunnen ontvangen tenzij we ons bekeren. We
kunnen niet beweren ons van onze zonden te hebben bekeerd als we onbarmhartig
zijn jegens de zonden van anderen.
De werkelijk barmhartigen zijn zich te goed bewust van
hun eigen zonden om die van anderen scherp te veroordelen. Zij beperken zich er
dus toe om nederig en vriendelijk om te gaan met hen die in nood verkeren.
Niets zet ons er meer toe aan anderen te vergeven dan het verbazingwekkende
besef dat God onze zonden vergeven heeft. Barmhartigheid begint in Gods
kinderen door de ervaring dat Hij hun zonden vergeven heeft, en misschien
bewijst niets op overtuigender wijze dat die ons vergeven zijn dan onze
bereidheid te vergeven.
Gods barmhartigheid erkennen is een sleutelelement om
ons aan te zetten tot het tonen van barmhartigheid. In deze tijd hebben teveel
mensen, zelfs in de kerk, een "verzorgingsmentaliteit". Ze gaan met
weinig of geen dankbaarheid door het leven, denkend dat ze recht hebben op de
bijdragen van de overheid of van medeburgers. Ondankbaarheid speelt hier een
belangrijke rol in, omdat zo lang iemand ondankbaar is, zijn gedachten zich met
zichzelf zullen bezighouden. Een dankbaar iemand staat open voor de noden van
anderen en neemt stappen om daarin te voorzien. Een ondankbaar iemand schermt
zich echter af van de pijn van anderen, omdat hij te zeer gericht is op zijn
eigen veronderstelde ellende.
God is ons voorbeeld
God schermt Zich niet af van de ellende van de wereld,
zoals Johannes 3:16 zegt:
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon
gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar
eeuwig leven heeft. (Johannes 3:16)
Want over de engelen ontfermt Hij Zich niet, maar Hij ontfermt Zich over
het nageslacht van Abraham. 17 Daarom moest Hij in alle opzichten aan zijn
broeders gelijk worden, opdat Hij een barmhartig en getrouw hogepriester zou
worden bij God, om de zonden van het volk te verzoenen. 18 Want doordat Hij
zelf in verzoekingen geleden heeft, kan Hij hun, die verzocht worden, te hulp
komen. (Hebreeën
2:16-18)
Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan medevoelen met onze
zwakheden, maar een, die in alle dingen op gelijke wijze (als wij) is verzocht
geweest, doch zonder te zondigen. (Hebreeën 4:15)
Barclay geeft als commentaar:
Hij werd mens. Hij begon de dingen door de ogen van een
mens te zien, de dingen met menselijke gevoelens te ervaren, dingen te bedenken
met het menselijk denkvermogen. God weet wat het leven voorstelt, omdat God
zich geheel in het leven verplaatste. (p.104) Jezus Christus is niet
afstandelijk, emotieloos en ongeїnteresseerd, en ook niet afgeschermd en
geїsoleerd van ons leven. Hij weet hoe we in elkaar zitten; Hij weet dat we
maar stof zijn. Hij kan in ons een weerspiegeling zien van wat Hij als mens
meemaakte. Hij kan ons dus met barmhartigheid benaderen in het volledige begrip
van waar wij doorheen moeten.
Loof de HERE, mijn ziel, en al wat in mij is, zijn heilige naam; 2 loof de
HERE, mijn ziel, en vergeet niet een van zijn weldaden; 3 die al uw
ongerechtigheden vergeeft, die al uw krankheden geneest, 4 die uw leven verlost
van de groeve, die u kroont met goedertierenheid en barmhartigheid, 5
die uw ziel verzadigt met het goede, zodat uw jeugd zich vernieuwt als die van
een arend. 6 De HERE doet gerechtigheid en recht aan alle verdrukten. 7 Hij
maakte Mozes zijn wegen bekend, de kinderen Israëls zijn daden. 8 Barmhartig
en genadig is de HERE, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid; 9 niet
altoos blijft Hij twisten, niet eeuwig zal Hij toornen; 10 Hij doet ons niet
naar onze zonden en vergeldt ons niet naar onze ongerechtigheden; 11 maar zo
hoog de hemel is boven de aarde, zo machtig is zijn goedertierenheid over wie
Hem vrezen. 12 Zover het oosten is van het westen, zover doet Hij onze
overtredingen van ons; 13 gelijk zich een vader ontfermt over zijn kinderen,
ontfermt Zich de HERE over wie Hem vrezen. 14 Want Hij weet, wat maaksel wij
zijn, gedachtig, dat wij stof zijn. (Psalm
103:1-14)
God is ons model voor barmhartigheid, wij moeten Zijn
barmhartigheid weerspiegelen in ons handelen jegens onze medemens. Omdat ons
vermogen zo beperkt is in vergelijking met het Zijne, kunnen we het niet op
veel manieren weerspiegelen, maar van het begin tot het einde laten de
schrijvers van de bijbel God zien als Iemand die Zijn barmhartigheid in een
bijna eindeloze variatie van manieren tot uiting laat komen.
Gij zult u geen gesneden beeld maken noch enige gestalte van wat boven in
de hemel, noch van wat beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de
aarde is. 5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HERE,
uw God, ben een naijverig God, die de ongerechtigheid der vaderen bezoek aan de
kinderen, aan het derde en aan het vierde geslacht van hen die Mij haten, en 6
die barmhartigheid doe aan duizenden van hen die Mij liefhebben en mijn
geboden onderhouden. (Exodus 20:4-6)
Het verzoendeksel
Het tweede gebod brengt de reikwijdte van Zijn
barmhartigheid tot uiting, een aanduiding van Zijn selectiviteit in het geven
en het voortdurende karakter ervan. Een welbekend gebruik van
"barmhartigheid" is dat God het deksel op de verbondsark het
"verzoendeksel" noemt. [Verzoening is een uiting van barmhartigheid.]
De Israëlieten transporteerden de ark: een met goud overtrokken kist die de
stenen tafelen met de tien geboden bevatte, waar zij ook maar heen trokken.
Normaal bleef hij in het heilige der heiligen staan, waar God symbolisch
woonde, eerst in de tabernakel en later in Salomo's tempel.
Het verzoendeksel symboliseert Gods troon, waar Hij
het gedrag van de mens beoordeelt, en de naam ervan geeft het principe weer van
Zijn oordelen, die altijd op barmhartigheid zijn gebaseerd. Dit betekent niet
dat God onnozel is in Zijn oordeel, dat Hij nonchalant de zonden van de mens
door de vingers ziet. Zelfs daarbij is het Gods karakter om barmhartig te zijn
in plaats van streng, bitter, onverzoenlijk en wraakzuchtig. Anders dan de mens
weet God manieren te bedenken om de mens te veranderen, zodat Hij barmhartig
kan zijn.
Gods oordelen bestaan altijd uit een perfecte balans
tussen recht en barmhartigheid. Al vergeeft hij de berouwvolle zondaar op
barmhartige wijze, toch kan de zondaar niet aan een bepaalde mate van pijnlijk
oordeel ontkomen. Onder alle omstandigheden die een oordeel vergen tussen recht
en barmhartigheid, is het mogelijk dat het oordeel van de mens "overal
tussen die twee uitersten kan liggen", maar Gods oordeel, geneigd naar
barmhartigheid, zal altijd volkomen zijn.
David begreep dit, zoals een oordeel van God tegen hem
en Israël in 2 Samuël 24 laat zien. David had gezondigd in het tellen van
Israël, een onderneming die God had verboden. Toen God zijn zonde blootstelde
en hem ermee confronteerde, gaf Hij hem drie keuzes betreffende de straffen die
over Israël zouden komen.
Toen zeide David tot Gad: Het is mij zeer bang te moede; laat ons toch
vallen in de hand des HEREN, want zijn barmhartigheid is groot; maar laat mij
niet vallen in de hand der mensen. 15 Dus bracht de HERE de pest over Israël
van de morgen af tot aan de vastgestelde tijd, en er stierven van het volk, van
Dan tot Berseba, zeventigduizend man. 16 Toen de engel zijn hand naar Jeruzalem
uitstrekte om het te verdelgen, berouwde het onheil de HERE, en Hij zeide tot
de engel die verderf bracht onder het volk: Genoeg! Laat nu uw hand zinken. (2 Samuël
24:14-16a)
God legt Davids wijze keus vast, omdat deze het waard
is door ons te worden nagevolgd. In moderne taal, hij "verliet zich op de
genade van het gerechtshof" van de grote God der hemelen. De grotere
"David", Jezus Christus volgde dezelfde redenering tijdens Zijn
leven, zelfs al was het oordeel van het hemelse gerechtshof tegen Hem er niet
één dat met zonde te maken had:
... Maar als gij goed doet en dan lijden moet verduren, dát is genade bij
God. 21 Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft
en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden;
... 23 die, als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet
dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt. (1 Petrus 2:20b-21,
23)
Barmhartigheid en oordeel
Het is duidelijk dat er voor het toepassen van
barmhartigheid een precies en juist oordeel nodig is, iets waarin wij helaas
vaak te kort schieten. Niet elke omstandigheid waarin barmhartigheid nodig kan
zijn, is uiterst moeilijk te beoordelen, maar sommige zijn dat wel, omdat wij
niet echt voldoende weten van het "binnenste" van de ander om een
gebalanceerde benadering van zijn behoeften te hebben. De menselijke natuur
heeft de neiging in uitersten te vervallen door aan de ene kant te zelfbewust,
onbuigzaam en hard te zijn, of aan de andere kant te onzeker, toegevend en
teerhartig. Het is heel gewoon dat menselijke gevoelens het uitbrengen van een
juist oordeel in de weg zitten. Dit is begrijpelijk, maar het voorkomt niet dat
de oordelen verkeerd zijn, of hard en onverdraagzaam of ziekelijk verdraagzaam.
Eén vrouw verplaatste zich niet in Jezus' denken om
Zijn noden of die van haarzelf te kennen:
Terwijl zij op reis waren, kwam Hij in een zeker dorp. En een vrouw, Marta
geheten, ontving Hem in haar huis. 39 En deze had een zuster, genaamd Maria,
die, aan de voeten des Heren gezeten, naar zijn woord luisterde. 40 Marta
echter werd in beslag genomen door het vele bedienen. En zij ging bij Hem staan
en zeide: Here, trekt Gij het U niet aan, dat mijn zuster mij alleen laat
dienen? Zeg haar dan, dat zij mij komt helpen. 41 Maar de Here antwoordde en
zeide tot haar: Marta, Marta, gij maakt u bezorgd en druk over vele dingen, 42
maar weinige zijn nodig of slechts één; want Maria heeft het goede deel
uitgekozen, dat van haar niet zal worden weggenomen. (Lucas 10:38-42)
Al was Marta's dienen ongetwijfeld goed, in dit geval
zette haar oordeel haar ertoe op een onjuiste manier te dienen en Jezus
corrigeerde haar. Zij dacht dat zij goed voor Hem was, maar er bouwde zich
binnenin haar wrevel op, en haar goedheid was misplaatst. In werkelijkheid was
al haar druk bezig zijn ongevoelig voor de situatie en had tot gevolg dat zij
op milde wijze werd gekastijd. Marta hield van Jezus en had de bedoeling goed
te zijn, maar ze gaf haar "goedheid" op haar manier, deze min of meer
opleggend aan de situatie of iemand er nu van gediend was of niet. Ze handelde
daarmee onopzettelijk juist niet goed ten opzichte van de situatie en Jezus.
Het Nieuwe Testament instrueert ons op een aantal
plaatsen onze broeder niet te oordelen. Dit betekent niet dat we in het geheel
niet moeten oordelen; als we dit onderwerp ruimer bekijken zien we dat we
voorzichtig moeten zijn en niet veroordelen. We moeten oordelen, omdat keuzes
maken en ernaar handelen een oordeel vereisen. Als we een broeder moeten
oordelen, moeten we bedenken dat we in feite heel weinig over zijn
omstandigheden weten. Dit speelt een hele grote rol in het vervormen van ons
oordeel.
Hier komt barmhartigheid in beeld. We moeten mensen om
zo te zeggen van binnenuit beoordelen. Er is een reden voor dat zij -en wij- handelen zoals we doen. Als we hun reden(en)
kennen, zouden we hen veel gemakkelijker kunnen begrijpen, vergeven, met hen
sympathiseren, geduldig en verdraagzaam zijn jegens hen of om dezelfde reden
zouden we -als dat nodig mocht zijn- harder voor hen kunnen zijn. Als we deze
benadering nemen, worden zowel recht als barmhartigheid in toom gehouden door
een beter begrip van andermans woorden, houdingen en gedrag.
Er is een spreekwoord dat luidt: "Veel weten is
veel vergeven." Dit gezegde lijkt enigszins op het [in Amerika] bekendere:
"Ware het niet omwille van Gods genade, dan was ik er geweest." Dat
spreekwoord is gebaseerd op de algemene waarheid dat, als we werkelijk een
voldoende diepgaand en duidelijk inzicht in anderen zouden hebben, we onszelf
in hen weerspiegeld zien. De omstandigheden, chronologie en specifieke
situaties kunnen wat verschillen, maar de menselijke natuur die in hen tot
uiting komt zal dezelfde zijn. Als we dit eenmaal inzien dan houdt dat ons
oordeel over anderen in sterke mate in toom en wordt daardoor bijna automatisch
de "gouden regel" toegepast: "Behandel anderen zoals u door hen
behandeld zou willen worden." Daarop volgt dan vergeving of
barmhartigheid.
Barmhartigheid jegens de ellendige
Iemand peinsde eens dat barmhartigheid liefde is die
tot uiting komt jegens de ellendige, en dat barmhartigheid ook zowel uit het
vriendelijke gevoel als de vriendelijke handeling bestaat. Hij definieerde het
woord "ellendige" niet nader, dus die persoon is of ellendig vanwege
de manier waarop het leven hem had behandeld, vanwege zijn lijden, of ellendig
vanwege de manier waarop hij de barmhartige persoon behandelt. Op beide
manieren is de uitspraak van toepassing. 1 Corinthiërs 13 illustreert vele
manieren waarop liefde op barmhartige wijze jegens anderen tot uiting komt.
Velen zijn ellendig vanwege hun omstandigheden. Jezus'
meest bekende onderwijs hierover is de gelijkenis van de barmhartige
Samaritaan. Let er eens op hoe Hij zowel het gevoel als de daden die met
barmhartigheid samengaan naar voren brengt.
Doch een Samaritaan, die op reis was, kwam in zijn [de
gewonde] nabijheid, en toen hij hem zag, werd hij met ontferming bewogen. 34 En
hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie en wijn op; en hij
zette hem op zijn eigen rijdier, bracht hem naar een herberg en verzorgde hem.
35 En de volgende dag stelde hij de waard twee schellingen ter hand en zeide:
Verzorg hem en mocht gij meer kosten hebben, dan zal ik ze u vergoeden, op mijn
terugreis. 36 Wie van deze drie [de priester, de Leviet of de Samaritaan] dunkt
u, dat de naaste geweest is van de man, die in handen der rovers was gevallen?
37 Hij [de wetgeleerde] zeide: Die hem barmhartigheid bewezen heeft. En
Jezus zeide tot hem: Ga heen, doe gij evenzo. (Lucas
10:33-37)
Een gelijkenis is geen verslag voor het nieuws. In het
werkelijke leven zouden een priester of een Leviet gevoelens kunnen hebben die
heel ver uit elkaar kunnen liggen als ze voor zo'n situatie zouden komen te
staan. Ze zouden kunnen uiteenlopen van afkeer of angst dat een soortgelijke
ramp hem zou kunnen overkomen als hij in dat gebied bleef om zijn medeleven
daadwerkelijk tot uiting te brengen. Jezus gaat hier niet dieper op in, maar we
kunnen de mogelijkheid begrijpen, omdat wij ook begaan zouden zijn met het lot
van een ander. We zijn geen koude marmeren standbeelden zonder gevoelens.
Jezus noemt niet specifiek wat de priester en de
Leviet voelden, maar Hij laat duidelijk zien dat barmhartigheid begon met de
Samaritaan die medelijden voelde met de gewonde man. De Samaritaan getroostte
zich daarna een aantal zelfopofferingen om tegemoet te komen aan de behoeften
van de ellendige man. Hoe vaak worden wij ertoe bewogen ons een kleine
zelfopoffering te getroosten om de ellende van iemand anders te verlichten,
maar geven we daar nooit op barmhartige manier gevolg aan?
Nu een illustratie van de tweede definitie van
"ellendig": Velen behandelden Jezus op een miserabele manier,
uiteindelijk vermoordden ze Hem, al was Hij onschuldig aan alles wat Hem ten
laste werd gelegd. Hij beantwoordde echter hun miserabele behandeling van Hem
met barmhartigheid. Hij keek in hen, nam de reden dat zij handelden zoals ze
deden in acht, en stierf voor hen zodat zij voor God mochten leven. Eén van
Zijn laatste uitspraken was: "Vader,
vergeef het hun [wees hun barmhartig], want zij weten niet wat zij doen."
(Lucas 23:34)
Barmhartigheid jegens elkaar
Er is een aantal passages in het Nieuwe Testament dat
ons aanspoort barmhartigheid te gebruiken in onze relaties met elkaar.
met alle nederigheid en zachtmoedigheid, met lankmoedigheid, en elkander in
liefde te verdragen, 3 en u te beijveren de eenheid des Geestes te bewaren door
de band des vredes: ... 31 Alle bitterheid, gramschap, toorn, getier en gevloek
worde uit uw midden gebannen, evenals alle kwaadaardigheid. 32 Maar weest
jegens elkander vriendelijk, barmhartig, elkander vergevend, zoals God
in Christus u vergeving geschonken heeft. (Efeziërs 4:2-3,
31-32)
Doet dan aan, als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke
ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld. 13 Verdraagt
elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft;
gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. 14 En doet bij dit
alles de liefde aan, als de band der volmaaktheid. (Colossenzen
3:12-14)
Met zulke aansporingen gaan we de intieme persoonlijke
relaties aan binnen een gemeente of een familie. Ze laten zien dat eenheid meer
afhangt van de toepassing van de morele kwaliteiten van de leden dan van de
structuur van het instituut. Paulus laat in Efeziërs zien dat het leven waartoe
we geroepen zijn, wordt gekarakteriseerd door vijf kwaliteiten: nederigheid,
zachtmoedigheid, geduld, verdraagzaamheid en liefde; de laatste omvat de
voorgaande vier en is de kroon van alle deugden. Elk van deze kwaliteiten stelt
ons in staat in barmhartigheid te handelen en in vrede te leven. Gods Geest
stelt ons in staat deze kwaliteiten te gebruiken om de tegenzin en de bittere,
hartstochtelijke woede die leidt tot luidruchtige laster, die reputaties
vernietigt, te overwinnen.
Zulke tegenzin en woede bevorderen vriendelijkheid,
medeleven en het barmhartig handelen jegens elkaar nauwelijks. "Barmhartig
handelen" is een aanvaardbare vertaling van het Griekse woord charizomai
dat in Efeziërs 4:32 met "vergevend" is vertaald.
Barmhartig handelen vat de essentie samen van hoe God jegens ons en onze zonde
tegen Hem heeft gehandeld. En omdat Hij ons heeft vergeven, wordt ons bevolen
ook elkaar te vergeven (Colossenzen 3:13).
Barmhartigheid begint met de manier waarop we ons over
en jegens elkaar voelen, en gaat dan over in de uitvoering van barmhartige
handelingen. God heeft ons lief en heeft een uitgaande bezorgdheid voor ons. Als God ons zo liefheeft, dan behoren ook
wij elkaar lief te hebben (1 Johannes 4:11). We zijn er dus toe verplicht elkaar
te verdragen en in barmhartigheid vriendelijk te behandelen. Iedereen die op
zichzelf is gericht als het centrum van het universum zal er moeite mee hebben
vriendelijk over anderen te denken, en eenheid zal moeilijk zijn, zo niet
onmogelijk. Het is dus geen wonder dat er zoveel echtscheidingen plaatsvinden,
evenals scheidingen of splitsingen op andere gebieden van het leven. De
aandacht richten op jezelf laat weinig ruimte voor nederige, vriendelijke en
meelevende gedachten om anderen te dienen.
Barmhartigheid jegens onszelf
We vinden misschien wel het duidelijkste voorbeeld van
het belang van barmhartigheid in de gelijkenis van de schapen en de bokken:
en Hij zal de schapen zetten aan zijn rechterhand en de bokken aan zijn
linkerhand. 34 Dan zal de Koning tot hen, die aan zijn rechterhand zijn,
zeggen: Komt, gij gezegenden mijns Vaders, beёrft het Koninkrijk, dat u bereid
is van de grondlegging der wereld af. 35 Want Ik heb honger geleden en gij hebt
Mij te eten gegeven. Ik heb dorst geleden en gij hebt Mij te drinken gegeven,
Ik ben een vreemdeling geweest en gij hebt Mij gehuisvest, 36 naakt en gij hebt
Mij gekleed, ziek en gij hebt Mij bezocht; Ik ben in de gevangenis geweest en
gij zijt tot Mij gekomen. 37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem antwoorden,
zeggende: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien en hebben wij U gevoed, of
dorstig en hebben wij U te drinken gegeven? 38 Wanneer hebben wij U als vreemdeling
gezien en hebben U gehuisvest, of naakt, en hebben U gekleed? 39 Wanneer hebben
wij U ziek of in de gevangenis gezien en zijn tot U gekomen? 40 En de Koning
zal hun antwoorden en zeggen: Voorwaar, Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één
van deze mijn minste broeders hebt gedaan, hebt gij het Mij gedaan. 41 Dan zal
Hij ook tot hen, die aan zijn linkerhand zijn, zeggen: Gaat weg van Mij, gij
vervloekten, naar het eeuwige vuur, dat voor de duivel en zijn engelen bereid
is. 42 Want Ik heb honger geleden en gij hebt Mij niet te eten gegeven, Ik heb
dorst geleden en gij hebt Mij niet te drinken gegeven; 43 Ik ben een
vreemdeling geweest en gij hebt Mij niet gehuisvest, naakt en gij hebt Mij niet
gekleed, ziek en in de gevangenis en gij hebt Mij niet bezocht. 44 Dan zullen
ook zij Hem antwoorden en zeggen: Here, wanneer hebben wij U hongerig gezien,
of dorstig, of als vreemdeling, of naakt of ziek, of in de gevangenis, en
hebben wij U niet gediend? 45 Dan zal Hij hun antwoorden en zeggen: Voorwaar,
Ik zeg u, in zoverre gij dit aan één van deze minsten niet gedaan hebt, hebt
gij het ook aan Mij niet gedaan. 46 En dezen zullen heengaan naar de eeuwige
straf, maar de rechtvaardigen naar het eeuwige leven. (Mattheüs
25:33-46)
Jezus belooft in deze zaligspreking dat zij die in
barmhartigheid handelen het zullen verkrijgen. Deze gelijkenis brengt twee
soortgelijke en heel belangrijke principes betreffende het leven tot
uitdrukking. Galaten 6:7 brengt de eerste
als volgt onder woorden:
Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten. Want wat een mens zaait, zal
hij ook oogsten. (Galaten 6:7)
Dit is een principe dat iedereen kent die zaad zaait.
We zouden het als absoluut dwaas beschouwen dat we mais zouden kunnen zaaien om
aardbeien te kunnen oogsten! Maar hoevelen passen ditzelfde principe toe in hun
handelen jegens de medemens? God ontdoet dit van alle geheimzinnigheid: Als we
in barmhartigheid, in vriendelijkheid en medeleven handelen, dan zullen we
hetzelfde ontvangen.
Het tweede principe lijkt daar veel op. Dit wordt niet
gegeven binnen het beeld van zaaien en oogsten, maar van wederkerigheid, waarin
beloning en de betrokkenheid van God duidelijker tot uiting komt. Onze
Zaligmaker legt dit uit binnen de context van het tonen van barmhartigheid:
Wie u ontvangt, ontvangt Mij, en wie Mij ontvangt,
ontvangt Hem, die Mij gezonden heeft. 41 Wie een profeet ontvangt als profeet,
zal het loon van een profeet ontvangen; en wie een rechtvaardige ontvangt als
rechtvaardige, zal het loon van een rechtvaardige ontvangen. 42 En wie één van
deze kleinen, omdat hij een discipel is, ook maar een beker koud water te
drinken geeft, voorwaar, Ik zeg u, zijn loon zal hem geenszins ontgaan. (Mattheüs
10:40-42)
Bij den goedertierene houdt Gij u
goedertieren; ... (2 Samuël
22:26 SV)
En oordeelt niet en gij zult niet geoordeeld worden. En veroordeelt niet en
gij zult niet veroordeeld worden; laat los en gij zult losgelaten worden. 38
Geeft en u zal gegeven worden: een goede, gedrukte, geschudde, overlopende maat
zal men in uw schoot geven. Want met de maat, waarmede gij meet, zal u weder gemeten
worden. (Lucas 6:37-38)
Barmhartigheid groeit in ons als gevolg van onze
persoonlijke ervaring met de barmhartige God. Het is een belangrijk element in
het maken van een effectief getuigenis dat we een relatie met Hem delen. Let op
deze waarheden uit de Psalmen:
De rechtvaardige ontfermt zich en schenkt. (Psalmen 37:21)
Alle paden des HEREN zijn goedertierenheid en trouw voor wie zijn verbond
en zijn getuigenissen bewaren. (Psalmen 25:10)
Want Gij, o Here, zijt goed en gaarne vergevend, rijk aan goedertierenheid
voor allen die U aanroepen. ... Maar Gij, Here, zijt een barmhartig en
genadig God, lankmoedig en rijk aan goedertierenheid en trouw. (Psalmen 86:5, 15)
Als we Zijn woord met begrip bestuderen, worden we
geconfronteerd met het feit dat iedere handeling van God, vanaf de allereerste
kiem van Zijn plan in het verre verleden van de eeuwigheid tot nu toe, ook
samengaat met Zijn barmhartigheid.
Maar de goedertierenheid des HEREN is van eeuwigheid tot eeuwigheid ... (Psalm 103:17a)
Hij is het patroon dat we moeten nadoen en Hij heeft
elk van ons een overvloedig bewijs van Zijn barmhartigheid gegeven. We behoeven
nooit bang te zijn voor wat Hij doet, wat Hij voor ons heeft gepland of waar
Hij ons naar toe leidt, omdat zoals Psalm 136:1 zo duidelijk
zegt:
Looft de HERE, want Hij is goed, want zijn goedertierenheid is tot in
eeuwigheid. (Psalm 136:1)
Hij zal niet, Hij kan niet anders worden dan Hij is,
maar wij kunnen en moeten veranderen om aan Hem gelijk te worden. Laten we
leren, laten we ons ertoe zetten en ernaar streven barmhartig te zijn zoals Hij
barmhartig is!
Read more: http://www.cgg.org/index.cfm/fuseaction/Library.sr/CT/PERSONAL/k/1037/De-zaligsprekingen-Zalig-de-barmhartigen.htm#ixzz1eHd47eEL