Joodse bruiloft als schaduw naar Jezus
Christus
Ik zal enkele rituelen die
aan de Hebreeuwse bruiloft voorafgaan, bespreken. Ze zijn belangrijk! Want ze
werpen licht op Gods wil met betrekking tot het huwelijk.
Zo was het gewoonte in
Israël, dat de vader een goede vriend of trouwe knecht op pad zond om voor
zijn zoon een geschikte huwelijkspartner te vinden. Zo zond ooit Abraham de knecht
Eliëzer op pad om een vrouw voor Izaäk te zoeken (Genesis 24). En hij vond
Rebekka. Evenzo zond God de Vader de Heilige Geest uit om te zien of er ergens
een ziel is, die zich uitstrekt naar Jezus. Of er ergens een ziel is, die tot
de Bruid van Zijn Zoon wil behoren. Dit kunt u lezen in 2 Kronieken 16:9a;
Zacharia 4:10b en Openbaring 5:6b.
Had hij die gevonden,
dan was het vervolgens de gewoonte, dat er een ontmoeting tussen de jongen en
het meisje plaatsvond. Onder toeziend oog maar op discrete afstand van
bijvoorbeeld de vader van het meisje! Dan tastten jongen en meisje af, of zij
het wel met elkaar zagen zitten. Indien dat het geval was, volgde er een tweede
ontmoeting in het huis van het meisje. Dan ging de jongen vergezeld door zijn
vader naar dat huis en klopte aan. En dan moest het meisje de deur openen en
hen welkom heten. Dat was haar speciale taak. Maar zij mocht weigeren. Want zij
moest zélf de jongen goedkeuren. Hij zou immers haar huwelijkspartner voor het
leven worden.
En als zij weigerde en
de jongen was gek op haar, dan moest hij teleurgesteld afdruipen. En dan
gebeurde het wel, dat hij kostbare mirre op de deurgrendel van het huis smeerde
om te laten zien, dat zijn liefde echt was en dat hij nu verdriet had. U kunt
dit lezen in Hooglied 5:1-6.
Mirre ruikt heel lekker en
indringend, maar smaakt erg bitter. Mirre werd gewonnen door de mirreboom te
laten bloeden middels inkepingen. Het typeert het lijden van Jezus. Indien wij
Jezus afwijzen en niet in ons hart toelaten, zal er opnieuw pijn in Zijn hart
zijn.
Maar het meisje kon hen
ook binnenlaten. Dan volgde een gesprek tussen beide vaders en de jongen en het
meisje over het huwelijkscontract. Geregeld moesten worden de huwelijks-
voorwaarden (met daarin als belangrijk onderdeel de wederzijdse verplichtingen
en de bepalingen m.b.t. vererving), alsmede de hoogte en samenstelling van de
door de jongen te betalen bruidsschat (de losprijs). Dat contract, de zogenaamde
ketoebah, had de jongen reeds bij zich. Het meisje en haar vader moesten
met dat contract akkoord gaan. En als zij dat wilden, dan bood de jongen aan
het meisje tijdens een gezamenlijke maaltijd een glas wijn aan. Want hij had
ook een zgn. verbondsbeker en een kruik wijn meegenomen. Als zij het aannam en
leegdronk – zij dronken het samen leeg! – dan sprak de bruidegom de woorden: “Ik
zal deze beker niet meer drinken totdat wij weer samen zijn”. Nu was het
contract aanvaard en rechtsgeldig geworden. Vanaf dit moment was het meisje de
wettige echtgenote van de jongen. Nu waren ze ondertrouwd! Vanaf dit moment
droeg zij ook zijn naam en was tevens de wettige erfgenaam geworden. Vanaf
dit moment was de bruidsschat inbaar geworden. En als teken van dit alles droeg
zij vanaf nu een sluier als zij buitenshuis vertoefde (Genesis 24:65). Een
teken voor andere mannen dat zij bezet was. Samenleving en sexuele gemeenschap
waren echter niet toegestaan (Lukas 1:27,34; 2:5; Mattheüs 1:18-19). Eerst
moest er een bruiloft volgen. En dat kon pas gebeuren als de jongen de
bruidskamer in het huis van zijn vader gereed had gemaakt en ook een eigen
woning had gebouwd. Dáárna kwam hij zijn bruid halen, die dus voor dat grote
moment gereed moest zijn.
Zo is de Gemeente nu reeds
de wettige Bruid van Jezus én erfgenaam (Efeziës 5:25,32; 2 Korinthiërs 11:2;
Romeinen 8:17; Galaten 3:29). De bruidsschat, de losprijs van Zijn eigen leven,
is door Jezus betaald (Efeziërs 5:25; 1 Korinthiërs 6:20) en door de Gemeente
aanvaard. Evenals het huwelijks- contract, Gods Woord! De wijn, beeld van
Jezus’ vergoten Bloed, is gedronken (Lukas 22:14- 20, met name vers 18). De
leden van de Gemeente zijn wedergeboren en Gods kinderen geworden. Zij mogen
tot de Bruid behoren. Maar de vraag vandaag is: Als Jezus verlangend op de deur
van ons hart klopt, is Hij dan welkom (Openbaring 3:20)?
Jezus is thans bezig een
woning voor Zijn Bruid te bouwen in het huis van Zijn Vader (Johannes 14:2-3).
Zodra het gereed is, komt Hij terug om haar te halen. De tweede vraag luidt: Is
zij, zijn de leden van de Gemeente, dan wel werkelijk gereed als Hij komt?
Ik wil met u naar een
illustratieve gebeurtenis in de bijbel. Het betrof een bruiloftsfeest waar op
zeker moment, terwijl het feest in volle gang was, de wijn opraakte. Jezus
verrichtte een groot wonder. Hij voorzag in overvloed van nieuwe wijn. Om het
belang van dit wonder te onderstrepen: dit was het állereerste wonder dat
Jezus in Zijn bediening tot stand bracht. Onderken hierin het grote belang van
een harmonieus huwelijk in Jezus Christus!
“En op den derden dag
was er een bruiloft te Kana in Galiléa; en de moeder van Jezus was aldaar. En
Jezus was ook genood, en Zijn discipelen, tot de bruiloft. En als er wijn
ontbrak, zeide de moeder van Jezus tot Hem: Zij hebben geen wijn. Jezus zeide tot
haar: Vrouw, wat heb Ik met u te doen? Mijn ure is nog niet gekomen. Zijn
moeder zeide tot de dienaars: Zo wat Hij ulieden zal zeggen, doet dat. En
aldaar waren zes stenen watervaten gesteld, naar de reiniging der Joden, elk
houdende twee of drie metréten. Jezus zeide tot hen: Vult de watervaten met
water. En zij vulden ze tot boven toe. En Hij zeide tot hen: Schept nu, en
draagt het tot den hofmeester; en zij droegen het. Als nu de hofmeester het
water, dat wijn geworden was, geproefd had (en hij wist niet, van waar de wijn
was; maar de dienaren, die het water geschept hadden, wisten het), zo riep de
hofmeester den bruidegom. En zeide tot hem: Alle man zet eerst den goeden wijn
op, en wanneer men wel gedronken heeft, alsdan den minderen; maar gij hebt den
goeden wijn tot nu toe bewaard. Dit beginsel der tekenen heeft Jezus gedaan te
Kana in Galiléa, en heeft Zijn heerlijkheid geopenbaard; en Zijn discipelen
geloofden in Hem.” (Johannes
2:1-11)
Het draaide hier om wijn
en om reinigingswater. Water werd door Jezus in wijn veranderd, waardoor de
harmonie van het bruiloftsfeest werd hersteld. Er was weer blijdschap, weer
reden om te feesten!
Toen er geen wijn meer was en Jezus’ moeder tot Hem zei: “De wijn is op”,
blijkt uit Zijn reactie, dat Hij wijn associeerde met Zijn Bloed, dat voor de
zonden van het verloren mens- dom vergoten zou worden. Jezus zei immers: “Wat
heb Ik met u te doen? Mijn uur is nog niet gekomen.” In Genesis 49:11 staat
dan ook een profetie over Jezus vermeld, waar gesproken wordt over zgn.
‘wijndruivenbloed’.
Het woord voor “wijn” in
het Hebreeuws is “jajien” ( Nyy ), dat is afgeleid van een stam welke “opbruisen,
gisten” betekent. Gisting (door bepaalde enzymen) in druivensap zorgt
ervoor, dat er een scheikundig proces op gang komt en alcohol wordt gevormd. En
dan gaat het opbruisen! En dat opbruisen ziet men terug in de mensen die wijn
drinken. Ze worden los en blij! Hoewel ze ook luidruchtig en dronken kunnen
worden als ze te diep in het glaasje hebben gekeken.
Maar wat is dan nu de
relatie met Jezus’ vergoten Bloed? De zonden van ieder mens, die ze aan
Jezus belijdt en gelooft in Zijn Offer, droeg Hij in Zijn Lichaam toen Hij aan
Golgotha’s kruis hing. Zijn of haar zonden worden door Hem vergeven en
gereinigd. Die zonden worden door de bijbel ook zuurdesem, d.w.z. gist genoemd
(1 Korinthiërs 5:6-8; Galaten 5:9). En het resultaat van Jezus’ vergoten Bloed,
waaraan het gist van onze zonden is toegevoegd, is geestelijke wijn. Nu komt
diepe, bruisende blijdschap in het hart. Je bent vrij!
Vandaar het advies van
Jezus! Vul de zes vaten die voor de reiniging waren bestemd, maar om de een of
andere reden leeg, met water. Zes is in de bijbel het getal dat naar de mens
verwijst. Jezus’ advies was eigenlijk: “Zorg in jullie huwelijk ervoor, dat
de vaten voor de reiniging altijd gevuld zijn. Zorg ervoor dat voortdurend
zonden en tekortkomingen aan elkaar worden beleden en uit de weg geruimd. Zorg
dat jullie harten steeds gereinigd zijn.”
Als man en vrouw steeds
weer opnieuw fouten en zonden aan elkaar belijden, zal harmonie, rust en vrede
het resultaat zijn. En wanneer ook het reinigende Bloed van Jezus erbij wordt
betrokken, zal er grote blijdschap in het huwelijk komen. Dan zullen hun harten
weer voor elkaar gaan bruisen.
Maar de uiteindelijke
verantwoordelijkheid ligt bij de man, de bruidegom! Dat blijkt uit het feit dat
de hofmeester hém riep en zei: “Iedereen serveert eerst de goede wijn en
wanneer men goed gedronken heeft, dan pas de mindere; maar u hebt de goede wijn
tot nu toe bewaard.” Broeders en zusters, de nieuwe wijn die Jezus geeft,
is beter dan de eerste wijn!
We zullen nu terugkeren
naar de traditie van het Hebreeuwse huwelijk.
De aanstaande bruid,
die door het aanvaarden van de ketoebah en het drinken van de wijn aan
haar aanstaande man was verbonden, was wettelijk nu reeds zijn vrouw. Niets kon
daar meer verandering in brengen. Haar ouders hadden van hem de bruidsschat ontvangen,
zij had een huwelijkscontract ontvangen en aanvaard, en ook had zij geschenken
gekregen. Maar zij moest op hem wachten! Tótdat hij terugkwam om haar te
halen. En dat zou gebeuren zodra zijn vader het sein gaf: “Zoon, haal haar
nu op, alles is gereed!”
Zo is nu ook de Gemeente
reeds de wettige Vrouw van Jezus Christus. Zij heeft voor haar redding Zijn
gebroken lichaam en Zijn gestorte Bloed geaccepteerd (Efeziërs 5:25). Zij heeft
het brood gegeten en de wijn gedronken. En zij heeft van Jezus een heel
bijzonder geschenk ontvangen, namelijk de Heilige Geest. De Heilige Geest is
haar Helper en haar onderpand. Hij is haar verzegeling, haar zekerheid, dat
Jezus zal terugkomen en zal doen wat Hij heeft beloofd. Lees beslist Efeziërs
1:13-14 en 2 Korinthiërs 1:20-22. We zagen reeds dat de Heilige Geest ook door
God werd uitgezonden om geschikte zielen te zoeken, die Zijn Zoon willen
aannemen. De Vader bepaalt ook het moment dat Jezus de Bruid mag halen
(Mattheüs 24:36).
De Hebreeuwse bruid
ging na het vertrek van haar aanstaande man een bijzondere periode in, genaamd “kidoesjien”
( Nyvwdyq ), d.w.z. “heiliging”. Zij had nu drie speciale taken.
1.Zij moest haar
bruiloftskleed gereedmaken (Openbaring 19:8).
2.Zij moest een
aantal rituele reinigingsbaden ondergaan (Efeziërs 5:26).
3.Zij moest gereed
zijn voor de onverwachte komst van haar man. Op de eerste twee taken ga ik
thans niet in, maar wel op de derde.
Hierover kunnen we lezen
in Mattheus 25. Jezus’ gelijkenis handelt over tien maagden die op een
bruidegom wachten. De bruid, die hier niet specifiek wordt genoemd, wordt
getypeerd door de Gemeente. De maagden zijn het typebeeld van de individuele
kinderen Gods.
De Hebreeuwse bruid
wist niet precies wanneer haar man zou komen, maar wél ongeveer. Uiteraard
bereikten haar regelmatig berichten, dat de bouw van de nieuwe woning vorderde.
Ongetwijfeld hoorde zij, dat zelfs het dak van de woning nu bijna af was. Wat
deed zij dan? Zij trok haar bruiloftskleed aan en nodigde tien van haar beste
vriendinnen uit. Deze kregen de bijzondere opdracht om langs de weg bij haar
woning te wachten, eveneens gekleed in bruiloftskleding en met brandende
olielampen. Want de bruidegom kwam altijd als het donker was en vlák voor
middernacht. Maar het kon best lang duren!
“Alsdan zal het
Koninkrijk der hemelen gelijk zijn aan tien maagden, welke haar lampen namen,
en gingen uit, den bruidegom tegemoet. En vijf van haar waren wijzen, en vijf
waren dwazen. Die dwaas waren, haar lampen nemende, namen geen olie met zich.
Maar de wijzen namen olie in haar vaten, met haar lampen. Als nu de bruidegom
vertoefde, werden zij allen sluimerig, en vielen in slaap. En ter middernacht
geschiedde een geroep: Ziet, de bruidegom komt, gaat uit hem tegemoet! Toen
stonden al die maagden op, en bereidden haar lampen. En de dwazen zeiden tot de
wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. Doch de wijzen
antwoordden, zeggende: Geenszins, opdat er misschien voor ons en voor u niet
genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers, en koopt voor uzelven. Als zij
nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed waren, gingen met
hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. Daarna kwamen ook de andere
maagden, zeggende: Heer, heer, doe ons open! En hij, antwoordende, zeide:
Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet. Zo waakt dan; want gij weet den dag niet,
noch de ure, in dewelke de Zoon des mensen komen zal.” (Mattheüs 25:1-13)
Wat gebeurde er in Jezus’
gelijkenis? Bij de helft van de maagden doofden de lampen. Want hun olie was
op. En nu komt de Heilige Geest wéér in beeld. Want olie in de bijbel
verwijst naar de Heilige Geest (lees Zacharia 4:1-14). Wat een dringende
waarschuwing!
Nog héél even en dan zal
Jezus komen om Zijn Bruid te halen. Het is al duister en bijna middernacht.
Zijn wij gereed om met Hem mee te gaan? Hebben wij Gods Geest gelegenheid
gegeven in ons te werken, zodat onze lampen branden? Hebben wij nu voldoende
olie voor onze lampen? Of hebben wij het geschenk van de Heilige Geest
ondergewaardeerd?
Zodra de vader van de
bruidegom aangaf dat alles gereed was, ging de bruidegom zijn bruid halen.
Samen met zijn vrienden. En dan rende zijn beste vriend voor hem uit en blies
op de bazuin, de sjofar. En op een gegeven ogenblik naderden ze de woning van
de bruid en dan hoorde men daar het indringende geluid van de sjofar in de
verte. Dan wist men: de bruide- gom komt! En dan riep men: “Hij komt eraan!”
Heel snel nu zou hij er zijn. En dan was het de bedoeling dat de tien
maagden met brandende olielampen hem tegemoet trokken.
Maar in de gelijkenis is
er sprake van, dat bij de helft van hen de lampen doofden. Zij hadden niet
voldoende olie van de Heilige Geest in hun lampen. En hun olievaten (beeld van
het hart) waren eveneens leeg. En er was geen tijd meer om nieuwe olie te
kopen, want de bruidegom zou elk moment arriveren. Broeders en zusters, de
oproep klinkt om gereed te zijn en met brandende lampen en met voldoende olie
van de Heilige Geest op Jezus te wachten. Want Hij komt heel spoedig voor Zijn
Bruid. Spoedig klinkt het geluid van de hemelse bazuin (1 Thessalonicenzen 4:16-17).
En totaal onverwachts wordt de Bruid meegenomen.
Want ik wil nog één
Hebreeuwse gewoonte memoreren. Het was de bedoeling dat de bruid als het ware
werd weggeroofd uit het huis van haar ouders. Dit lijkt in tegenspraaak met het
geluid van de sjofar en het geroep. Maar de bruidegom ging de woning niet
binnen. Hij roofde zijn bruid van de deurdrempel weg. Waar zij dus gereed
stond! En de ouders keken bewust de andere kant op of gingen zogenaamd een
andere bezigheid doen. Zij zagen niet dat hun dochter werd opgetild en in de
sterke armen van de bruidegom naar een draagkoets (Hooglied 3:9) werd gebracht.
Vervolgens ging de hele stoet naar het huis van de vader van de bruidegom, waar
aansluitend het grote bruiloftsfeest zou beginnen.
Zijn
wij gereed voor het moment dat Jezus Zijn Bruid komt halen? Het zal onverwacht
gebeuren! Het woord “opgenomen” in 1 Thessalonicenzen 4:17 komt van het Griekse
“harpaz”, dat “een plotselinge, krachtige wegrukking” betekent. Herkent u het
beeld? Laten wij zorgen dat wij dat moment niet zullen missen. Want we zullen
dan wel niet verloren gaan, immers zijn we wedergeboren kinderen Gods, maar het
trieste gevolg zal zijn dat wij in het vuur van de Grote Verdrukking terecht
zullen komen (1 Korinthiërs 3:13-15).
Bron : http://www.reddingdoorjezus.nl/pdf/gewoonten.pdf
En
wat ook mooi is, is dat je ook facetten ziet terug komen in het huwelijk zoals
wij die kennen:
- ondertrouw
- bruiloftskleed (trouwjurk)
maken/uitzoeken
-
Sluier
- huis inrichten
- bruidegom komt aan de deur
van de ouders van de bruid om de bruid op te halen, maar hij komt niet binnen
(vaak niet!)
- trouwen in een koets