De bijbel bevat veel wetenschappelijk verantwoorde beweringen
In zijn voorwoord stelt Ben Hobrink, auteur van het boek “Moderne wetenschap in de Bijbel”
dat de Bijbel geen handboek is voor moderne natuurwetenschappen en ook niet is
geschreven om ons natuurkunde, biologie of sterrenkunde te leren. Het is een
boek dat ons vertelt over de relatie tussen God en mensen. Toch is er geen
enkel ander boek uit de oudheid waar zoveel wetenschappelijk verantwoorde
beweringen in staan als in de Bijbel. Het joodse en christelijke geloof zijn
verweven met een overvloed aan objectieve controleerbare feiten. Dat kan van
geen enkele andere godsdienst gezegd worden.
Pas in de twintigste eeuw zijn we er
achter gekomen hoe wetenschappelijk verantwoord al die feiten zijn. Als
christen hoef je je niet in allerlei bochten te wringen om de geloofwaardigheid
van de Bijbel te verdedigen: je staat niet ‘met de rug tegen de muur’.
Integendeel, het enige wat je moet doen is de details in de wetenschap en in de
Bijbel nauwkeurig te bestuderen.
Dan blijkt keer op keer dat je op
feiten stuit die de mensen uit de oudheid absoluut niet konden weten. Dan wordt
des te meer duidelijk dat de Bijbel ‘door God zelf moet zijn geschreven’.
Hoofdstuk
1 t/m 4 Over ziekten, hygiëne en voeding
De auteur heeft biologie gestudeerd met
voedingsleer als zwaartepunt. Dit vormde een prima basis voor de hoofdstukken 1
t/m 4, waarin hij uiteenzet waarom allerlei geboden uit de wet van Mozes zo
gunstig waren voor een gezonde ontwikkeling van het volk Israël.
Zo wordt er uitgebreid verteld hoe
opmerkelijk het gebod is om precies op de achtste dag te besnijden ook al is
het op de Sabbat. Gebleken is dat juist op de achtste dag na de geboorte de
bloedstollende stoffen van een baby een maximale omvang hebben. Ook blijkt dat
mannen die zijn besneden op de achtste dag aanzienlijk minder last hebben van
peniskanker en hun vrouwen negen keer zo weinig kans op baarmoederhalskanker.
Het verbod om bloed te eten (Leviticus
7: 26 en 27) zal zeker ook verband houden met het feit dat bloed van dieren
werkelijk vergeven kan zijn met ziektekiemen. In een warm (sub)tropisch klimaat
en onder onhygiënische omstandigheden ontwikkelen de ziektekiemen zich
razendsnel tot hoeveelheden die bij consumptie levensgevaarlijk zijn.
In de oudheid waren mensen er van
overtuigd dat het vet van dieren gezond is. Het is een teken van overvloed.
Toch heeft God het eten van het vet van runderen, schapen en geiten verboden
(Leviticus 7: 23 en 24). Tegenwoordig weet iedereen dat het eten van dierlijk
vet de kans op de ontwikkeling van hart- en vaatziekten, maar ook van kanker en
zwaarlijvigheid sterk vergroot. Terloops wordt ook stelling genomen tegen
vermeende onjuistheden in de Bijbel als de herkauwende haas en een wereldbeeld
waarin de aarde plat zou zijn.
Als in Exodus 20:4 staat dat de
Israëlieten geen afgodsbeelden mochten maken van dieren die leefden in de
‘wateren onder de aarde’, dan wordt daar niet bedoeld dat die wateren onder de
grond zitten, maar dat de waterspiegel lager is dan het aardoppervlak. Op
dezelfde manier zeggen wij “Hij woont onder de toren”. Ieder weldenkend mens
weet dat we niet bedoelen dat iemand onder de vloer van de toren woont, maar
vlakbij de voet.
Hoofdstuk 5
Natuurwetenschappen
De schrijver toont aan dat de afmetingen van de ark
van Noach perfect overeenstemmen met de hedendaagse inzichten op het gebied van
scheepsbouw. Ook maakt hij aannemelijk dat de Ark groot genoeg was om alle
diersoorten, die met verdrinking bedreigd werden, te laten overleven. Verder
wordt heel boeiend geschreven over het grote aantal zondvloed verhalen dat er
over de hele wereld in omloop is. Een heel overtuigend bewijs dat alle volken
afstammen van Noach.
Een hoofdstukje over de waterhuishouding van de
aarde en een vergelijking van allerlei Bijbelteksten maakt duidelijk dat het
bestaan van de hydrologische watercyclus gewoon terug te vinden is in de
Bijbel. Nog eens uitgebreider wordt nu aandacht gegeven aan de mythe dat de Bijbel
een beeld zou schetsen van een platte aarde. Het hoofdstukje over sterrenkunde
maakt duidelijk dat de auteur van de Bijbel heel goed op de hoogte moet zijn
geweest van astronomische feiten die wij pas in de afgelopen eeuw hebben
ontdekt.
Heel verrassend is dat er onder het hoofdje
‘kansberekeningen’ een verhandeling is opgenomen over het grote aantal
Messiaanse profetieën in het Oude Testament die door de komst van Jezus van
Nazareth in vervulling zijn gegaan. De conclusie is dat de kans dat ze door toeval
in vervulling zijn gegaan onmogelijk klein is: een 1 gedeeld door een 1 met 157
nullen erachter. Bijzonder nuttig is een lijstje met 21 teksten in het OT en de
corresponderende teksten in het NT die hun vervulling beschrijven.
Hoofdstuk 6
Schepping of evolutie
De inhoud van dit hoofdstuk is een actualisering
van zijn boek “Evolutie een ei zonder kip”, dat nog steeds verkrijgbaar is voor
de prijs van slechts vijf Euro. De auteur draagt een keur van argumenten aan
die pleiten tegen de evolutietheorie. Samengevat komt het op het volgende neer.
Er zijn onoverkomelijke grenzen tussen basistypen, zowel in de huidige natuur
als in de fossiele wereld. Daarom vinden we geen levende en fossiele
overgangsvormen tussen basistypen, niet op moleculair niveau en niet op het
uiterlijke niveau.
Levende organismen bestaan uit onherleidbaar
complexe structuren waarbij er niet één onderdeel gemist kan worden, en waarbij
alles in een ondeelbaar ogenblik feilloos moet samenwerken. Ook de cellen, de
bouwstenen, van een levend organisme zijn zo buitensporig in- gewikkeld en
tellen zoveel mechanismen dat ook die vanaf het prille begin tegelijkertijd
werkzaam moeten zijn geweest.
Dit spoort met het feit dat in de fossiele wereld
alle grote diergroepen plotseling, volkomen ontwikkeld en gelijktijdig in de
aardlagen verschijnen. Een geleidelijke ontwikkeling is daarom absoluut
onmogelijk. Bovendien wijzen alle processen in de natuur in de richting van
degeneratie en niet in de richting van evolutie. In de geologie worden
honderden vondsten gedaan die beter verklaard kunnen worden met de
zondvloedtheorie dan met de evolutietheorie. Daarbij komt nog dat er steeds
meer aanwijzingen worden gevonden die er op duiden dat de gangbare
radiometrische ouderdomsbepalingen leiden tot veel te hoge leeftijden. Er zijn
al alternatieve meetmethoden ontwikkeld die aangeven dat de aarde net zo jong
is als de bijbel aangeeft. Dit betekent ook dat er dus helemaal geen tijd
beschikbaar is geweest voor de veronderstelde super trage evolutieprocessen.
Steeds meer ontdekkingen tonen aan dat de natuur en
het hele heelal het product zijn van een Intelligente Ontwerper. Een conclusie
die een prima start zou kunnen vormen voor een getuigend gesprek over de
oorsprong van alle dingen.
Hoofdstuk 7 De
betrouwbaarheid van de Bijbel
Dit hoofdstuk is uiteraard van het grootste belang
bij evangeliserende gesprekken. Je kunt
wel tegen een zoekende zeggen dat er in de Bijbel
staat dat Jezus de weg de waarheid en het leven is, maar als je niet kunt
bewijzen dat het waar is dat er een God bestaat en dat de Bijbel van God komt,
dan wordt je getuigenis ernstig verzwakt. Het hoofdstuk kent drie
onderverdelingen.
A. Het gezag en de inspiratie van de Bijbel
De auteur zet meteen het
mes in de bekende uitspraak van Kuitert, gedaan in 1974 “Alle spreken over
Boven komt van beneden”. Het is een
gevleugelde uitdrukking geworden in bepaalde theologische kringen. Maar wie de
voorgaande hoofdstukken heeft gelezen weet dat zo’n uitspraak onmogelijk waar
kan zijn.
De auteur wijst erop dat onze Heer Jezus en de
apostelen het Oude Testament altijd aanhaal-den als het absolute en letterlijke
Woord van God. (Mattheüs 15: 4 en 22: 31). In het Oude Testament staan ruim
3800 claims van goddelijke inspiratie. In het Nieuwe Testament worden meer dan
300 aanhalingen gedaan uit het Oude Testament, met beroep op zijn absolute
autoriteit, zoals in Mattheüs. 19:4 en in Johannes 10:35. Dat hierbij wel
sprake moet zijn van woordelijke inspiratie en niet slechts het overbrengen van
ideeën, blijkt volgens Hobrink uit verschillende feiten.
1. Wetenschappelijke feiten. Veel bijbelschrijvers
vertellen over dingen die ze absoluut niet konden weten. In de voorgaande
hoofdstukken zijn er tientallen voorbeelden van genoemd.
2. Details over het leven van Jezus. Tientallen
teksten uit het OT geven een gedetailleerde beschrijving van het lijden van
Jezus. Als de betreffende bijbel-schrijver niet exact woordelijk zou hebben
opgeschreven wat God hem had opgedragen, dan zou de profetie niet in vervulling
zijn gegaan.
3. De schrijvers begrepen hun eigen woorden niet.
Vaak begrepen ze niet wat ze opschreven (Daniël 12: 8-10). David schreef in
Psalm 22 over de smart van iemand die gekruisigd wordt, een vorm van straf die
pas kort voor het begin van onze jaartelling door de Romeinen werd
“uitgevonden”.
B. 50.000 fouten in de Bijbel?
1.
De tekst van de Bijbel zelf
Hobrink geeft ook veel aandacht aan de
veronderstelling dat er veel fouten in de Bijbel zelf zouden staan. Velen
denken dat de oorspronkelijke Bijbeltekst zodanig is verminkt dat je niet meer
van “Het Woord van God” kunt spreken. Sommige theologen beweren zelfs dat er
20.000 fouten in de Bijbel staan. De Islamiet Ahmed Deedat uit Zuid Afrika
spant de kroon met zijn stelling dat het er wel 50.000 zouden zijn.
De auteur stelt dat in de praktijk bijna alle
veronderstelde tegenstrijdigheden kunnen worden opgelost door rekening te
houden met de volgende zes punten:
1. Vertaalproblemen. Deze kunnen ontstaan doordat
een taal niet de juiste woorden bevat om een
bepaalde
gedachte weer te geven.
2. Doelbewuste tegenstellingen. Sommige teksten
lijken elkaar tegen te spreken, maar worden opzettelijke gebruikt om de zaak
van twee kanten te belichten.
3. Verschillende registratie methoden. In Marcus
15:25 staat dat Jezus op het derde uur werd gekruisigd en in Johannes 19:14
staat dat Jezus op het zesde uur nog in het paleis van Pilatus was. De
verklaring is dat Marcus de Joodse tijdrekening aanhield en Johannes de
Romeinse tijdrekening, die ook in klein Azië gold waar hij zijn boek schreef.
4. Oosters taalgevoel. De Bijbel is geschreven in
een oosterse maatschappij, met typisch oosterse uitdrukkingen als ‘bomen
klappen in hun handen’ (Jesaja 55:12) en ‘mensen varen op met vleugelen als
arenden ‘ (Jesaja 40:31).
5. Moeilijk te verklaren is niet persé fout. Het is
al vaak gebleken dat vrijzinnige exegeten te vroeg concludeerden dat een tekst
fout moest zijn. Na verloop van tijd bleek dan toch uit buitenbijbelse gegevens
dat de teksten wel betrouwbaar waren. Zo zijn er tussen de verhalen in de
eerste drie Evangeliën, Mattheüs, Marcus en Lucas verschillen aan te wijzen. Ze
staan in de theologie bekend als het synoptische probleem. Een verklaring kan
zijn dat de schrijvers eenvoudigweg ooggetuigen-verslagen gaven van wat zij of
anderen hadden meegemaakt in hun contact met Jezus. Soms belichtten ze een
verschillend aspect van hetzelfde voorval.
6. Oog voor detail. Het is volgens Hobrink
opvallend dat veel bijbelcritici weinig oog hebben voor details in een
bijbelverhaal. Maar teksten die elkaar bij oppervlakkige beschouwing tegen
lijken te spreken, blijken vaak perfect met elkaar in overeenstemming te zijn,
als je op de details let.
2.
Fouten in oude manuscripten
Hobrink stelt dat er van het Oude Testament in de
afgelopen 200 jaar slechts enige duizenden manuscripten zijn overgebleven en
van het Nieuwe Testament ongeveer 25.000. Het gaat dan om manuscripten waarop
de hele Bijbel of een gedeelte van de Bijbel staat geschreven.
De manuscripten van het Oude Testament zijn uitermate
betrouwbaar omdat de Joodse schriftgeleerden een uitermate nauwkeurige
overschrijf methodiek hanteerden.
Het bewijs van de grote nauwkeurigheid bleek
overduidelijk nadat men in 1947 bij het plaatsje Qumran aan de Dode Zee een
groot aantal zorgvuldig verzegelde kruiken vond in een grot. Daarin zaten de
overblijfselen van 870 boekrollen, waarvan 220 met teksten uit de Bijbel. De
rollen omvatten onder andere het complete boek Jesaja en grote delen van de
Psalmen, plus delen van alle andere boeken van het Oude Testament, behalve het
boek Ester. De boeken waren geschreven tussen 225 vóór Christus en 68 na
Christus, het jaar waarin de Romeinse soldaten een eind maakten aan de
leefgemeenschap in Qumran.
Minder dan 1 procent van de tekst verschilde met
‘onze’ Bijbel. En de verschillen die er waren, betroffen vooral verschrijvingen
en veranderingen in de spelling die in de loop der eeuwen waren opgetreden.
Slechts vijf verschillen waren min of meer belangrijk.
Van het Nieuwe testament zijn veel meer
handschriften overgebleven en daarin staan ook aanzienlijk meer fouten. Sommige
geleerden spreken van tienduizenden fouten.
Hobrink spreekt liever van varianten omdat je
immers niet weet welke variant de goede of de foute is. Daarbij komt dat de
varianten niet in de algemeen aanvaarde Bijbeltekst voorkomen, maar in de circa
5700 Griekse handschriften bij elkaar. Als een woord in 3000 verschillende
handschriften anders worden gespeld dan de rest, dan wordt dat geteld als 3000
varianten. Zo kom je nogal gemakkelijk aan een getal van 50.000. Maar om dan te
concluderen dat er 50.000 fouten in de bijbel staan is volkomen misleidend.
Juist de overvloed aan oude handschriften maakt dat
de algemene bijbeltekst uitermate betrouwbaar is. Door al die duizenden
manuscripten tegen elkaar af te wegen, kun je concluderen wat de
oorspronkelijke tekst moet zijn geweest. De meeste fouten betreffen het
overschrijven van getallen en datums. Maximaal vierhonderd varianten hebben
enige betekenis voor de tekst van het betreffende bijbelgedeelte. Maar nooit
voor de Bijbel als geheel. Dit alles brengt met zich mee dat het Nieuwe
Testament oneindig veel betrouwbaarder is dan welk ander boek uit de oudheid
ook.
C. Archeologie en de boeken van Mozes
1.
Archeologie bevestigt de Bijbel
Vrijzinnige geleerden beweren dat de boeken van
Mozes pas tijdens de Babylonische ballingschap zijn geschreven. Ook beweerde
men dat Mozes niet zou kunnen schrijven, dat de Hethieten nooit zouden hebben
bestaan en het koninkrijk van David en Salomo evenmin. Ook zou er niets kloppen
van de regeringstijden van de koningen van Israël etc.
Hobrink geeft bewijzen uit de archeologie die al
die speculatieve stellingen weer onderuit hebben gehaald. Hij citeert de
beroemdste archeoloog die ooit in Israël heeft gewerkt, W.F. Albright, die
geschreven heeft dat nieuwe ontdekkingen steeds weer opnieuw de historische
juistheid of letterkundige oudheid van de Pentateuch bevestigen.
2.
Bewijzen dat Mozes de Tora heeft geschreven
Hoewel de vrijzinnige bijbeluitleg in de media de
meeste aandacht krijgt, is er een overvloed aan bewijzen dat de Tora echt door
Mozes is geschreven en niet 800 jaar later door een aantal priesters is
verzonnen.
Hobrink geeft twaalf argumenten die pleiten voor
Mozes als de enige echte auteur van de Tora.
a.. In de Tora komt een groot aantal woorden en
uitdrukkingen voor die een letterlijke vertaling zijn van Egyptische woorden
die in de rest van de Bijbel niet voorkomen, zoals het speciale woord ‘ark’.
b. In de eerste elf hoofdstukken van Genesis komen
oude Babylonische woorden voor. Dit is te verklaren uit het feit dat Mozes oude
kleitabletten uit de tijd van Abraham moet hebben gekend.
c. Archaïsche woorden. In Genesis en Exodus komen
talloze verouderde woorden voor die elders in de Bijbel niet voorkomen en dus
wijzen op een hoge ouderdom.
d. Geheime Egyptische gebruiken. In Genesis en
Exodus worden tal van Egyptische gebruiken beschreven, die voor een buitenstaander
absoluut onbekend zouden zijn.
e. Nauwkeurige beschrijving van Egyptische planten
en dieren.
f. Het nauwkeurige gebruik van Egyptische
plaatsnamen en persoonsnamen.
g. Gedetailleerde kennis van de woestijn-reis.
2. Het ontbreken van kennis van het land Kanaän
a. Kennis van het woestijnklimaat.
b. De Joodse en de Samaritaanse Pentateuch lijken
erg veel op elkaar, hoewel de Joden en de Samaritanen elkaar haatten. De
scheiding tussen Joden en Samaritanen was zo groot dat de Samaritanen nooit
enig geschrift hebben erkend dat door Joodse priesters in Jeruzalem of in
Babylon is geschreven. Het is dus ook ondenkbaar dat de Pentateuch in Babylon
zou zijn geschreven.
c. Falasja’s. In Ethiopië woonden de Falasja’s,
zwarte Joden die volgens de overleveringen daar woonden sinds de tijd van
koning Salomo, rond 1000 voor Christus. Zij erkennen alleen de boeken van
Mozes. Dat is opnieuw een bewijs dat de boeken van Mozes in de tijd van Salomo
al compleet waren.
d. Verwijzingen vanuit andere bijbelboeken. In
bijna alle bijbelboeken wordt verwezen naar de ‘boeken van Mozes’. Ook Jezus
verwees naar Mozes als auteur van de Tora, in Johannes 5: 46 en 47. Het is toch
ondenkbaar dat Jezus en al die andere schrijvers willens en wetens de gelovige
massa zouden hebben misleid en dat zonder enige noodzaak of aanleiding?
Hoofdstuk 8
Nog enkele feiten
In het slothoofdstuk noemt Hobrink nog enkele
opmerkelijke feiten op het gebied van landbouw en sociale regels. Op landbouwkundig
gebied is het heel bijzonder dat God de Israëlieten gebood om de grond in het
zevende jaar braak te laten liggen. Naderhand is gebleken dat braakliggen een
belangrijk middel is om de oogst te beschermen tegen parasieten. De gemiddelde
opbrengst is daardoor ook vele groter.
Op sociaal terrein is het gebod om de Sabbat te
onderhouden natuurlijk heel bekend. Hobrink wijst erop dat er steeds meer
indicaties komen dat het vasthouden aan het ritme van zes dagen werken en een
dag rust nemen heel bevorderlijk is voor de geestelijke en lichamelijke
gezondheid van de mens.
De conclusie van Hobrink is dat de Bijbel een uniek
religieus boek in de wereldgeschiedenis is, omdat het boordevol staat met
wetenschappelijk controleerbare feiten. De wetenschappelijk te controleren
feiten in de Koran zijn in verhouding bijzonder gering en vaag.
Aan het slot van zijn boek, dat rijkelijk voorzien
is van verwijzingen naar zeer recente literatuur, stelt Hobrink dat de
kernboodschap niet gaat over wetenschappelijke juistheid of over historische
betrouwbaarheid. Dat zijn dingen die erbij horen, maar het is slechts de
verpakking. Als echter de verpakking al zo wetenschappelijk verantwoord is en
zo belangrijk voor ons welzijn, hoe belangrijk moet dan wel de essentiële,
geestelijke boodschap zijn!
Schrijver: Drs. Ben Hobrink
Uitgeverij Gideon, 2005.
ISBN 90 6067 794. € 18,50
Bron : www.gkvpn.nl/attachments/.../ModerneWetenschapInDeBijbel.pdf
Zie voor meer info categorie: “Moderne
Wetenschap in de Bijbel”