hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Vrijgevigheid (Oproep tot vrijgevigheid)

Categorie

Toelichting

Oproep tot vrijgevigheid

De eerste christenen hebben kennelijk graag gegeven en ze hebben ook veel gegeven. We lezen van mensen die akkers verkochten en de opbrengst afdroegen aan de apostelen. In 2 Korinthiërs 8 lezen we van Grieks-Macedonische gelovigen die 'ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig waren.' Ze gaven 'boven vermogen'.

 

Paulus is diep onder de indruk. En hij hoopt dat nu ook de Korinthiërs gaan meedoen en gaan uitblinken in dit goede werk. Maar Paulus wil er geen bevel van maken. Het moet een zaak van het hart zijn. Dat is de stijl van het nieuwe verbond. God onderwerpt ons niet meer aan een gebod, zoals: geef 10% van je inkomen. Aan de andere kant wat mooi wat mooi was in het oude verbond, is dat ook in het nieuwe. Denk aan de bereidheid om te geven en dat mag dan best overeenkomen met die 10%. En: dat wij dan ook aan de Heer geven. Ook al komt de gave uiteindelijk ten goede aan armen of aan de mensen die speciaal in dienst van God werken. Maar nergens wordt meer gezegd: dit moet zo en dat moe zo.

 

God wil niet zien of we onze plichten vervullen, maar of we ons hart laten spreken. Is er in je hart liefde voor God, dan geef je met liefde voor 'zijn dienst'. Is er in je hart liefde voor de broederschap en voor de naaste, dan geef je met liefde voor anderen.

Het gaat er niet dat we ‘moeten’ geven. Het gaat erom dat onze God van ons andere mensen maakt: en dat zijn óók mensen die kunnen geven. Het komt van binnenuit. Toch gaat het niet altijd goed. Ananias en Saffira zijn een bekend en berucht voorbeeld: geven met een bijbedoeling: eigenliefde die het wint van liefde voor God en de naaste.

 

Zoiets speelt bij de Korinthiërs niet. Het is bij hen meer dat de wil er wel is, maar de trouw of het doorzettingsvermogen ontbreekt. Het mooie plan om met een grote inzameling voor gelovigen in Jeruzalem mee te doen, zou kunnen blijven steken in goede bedoelingen. In zo’n situatie klinkt er tóch een soort opdracht: rond deze actie nu af! Geef naar vermogen. Gaat Paulus er toch weer een verplichting van maken? Nee, dat zal zijn bedoeling niet zijn. Zijn woorden klinken meer als een aanmoediging. Hij zegt: ‘Ik raad u het volgende aan.’ En zegt hij dan daarna wat ze ‘moeten’ doen? Nee, in feite brengt hij ze terug bij hun eigen bereidheid en bedoeling. Hij brengt ze terug bij hun eigen hart. Maar daarna kan het dus wel helpen om te spreken in termen van: maak het nu ook af; voer het nu ook uit.

 

Ons nieuwe leven is mooi, maar heeft nog niet een ‘monopolie-positie’ in ons hart. Er zijn bedreigingen. We raken soms van de goede lijn af. En dan is het goed dat we aangesproken worden op wat toch al in ons hart leefde.

 

Bron : Bijbels dagboek 2012 "Kracht voor elke dag", 21 februari en 22 februari.


Bijbelteksten
2 Korinthiers  8  : 1  t/m 15

Verder maken wij u bekend, broeders, de genade van God die in de gemeenten van Macedonië gegeven is, namelijk dat te midden van veel beproeving door verdrukking, de overvloed van hun blijdschap en hun buitengewoon diepe armoede in overvloedige mate geleid hebben tot de rijkdom van hun vrijgevigheid. Want, zo getuig ik, zij gaven naar vermogen, ja, boven vermogen, en uit eigen beweging; en zij smeekten ons met veel aandrang dat wij hun genadegave en aandeel in het dienstbetoon aan de heiligen zouden aannemen. En zij deden niet alleen zoals wij gehoopt hadden, maar zij gaven zich eerst aan de Heere en daarna aan ons, door de wil van God. Zo hebben wij dan Titus aangespoord dat hij, zoals hij eerder begonnen was, nu ook de inzameling van deze genadegave bij u zou voltooien.  Zo dan, zoals u in alles overvloedig bent, in geloof, en in woord, en in kennis, en met alle inzet, en in uw liefde tot ons, wees zo ook in deze genadegave overvloedig. Ik zeg dit niet als bevel, maar om door de inzet van anderen ook de oprechtheid van uw liefde te beproeven. Want u kent de genade van onze Heere Jezus Christus, dat Hij omwille van u arm is geworden, terwijl Hij rijk was, opdat u door Zijn armoede rijk zou worden.  Ik geef hierin dan ook slechts mijn mening, want dat is nuttig voor u, die niet alleen met het doen, maar ook met het willen reeds een jaar geleden begonnen bent. Voltooi echter nu ook het doen, opdat, zoals de bereidwilligheid er was, zo ook de voltooiing er zal zijn, overeenkomstig wat u hebt. Want als de bereidwilligheid aanwezig is, dan is iemand welgevallig overeenkomstig wat hij heeft, niet overeenkomstig wat hij niet heeft.  Het is namelijk niet de bedoeling dat anderen verlichting hebben, en u verdrukking;  maar uit het oogpunt van gelijkheid is er op dit moment uw overvloed om wat hun ontbreekt aan te vullen, opdat ook hun overvloed er is om wat u ontbreekt aan te vullen, opdat er gelijkheid zal zijn, zoals geschreven staat: Wie veel had verzameld, had niet over; en wie weinig had verzameld, had niet te weinig. (HSV-vertaling)

 

Broeders en zusters, wij willen u niet onthouden wat Gods genade tot stand heeft gebracht in de gemeenten van Macedonië: ze zijn door ellende zwaar op de proef gesteld, maar vervuld van een overstelpende vreugde en ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig. Ik verzeker u dat ze naar vermogen hebben gegeven, ja, zelfs boven hun vermogen. Uit eigen beweging hebben ze ons dringend verzocht mee te mogen doen aan de collecte, waarmee de heiligen in Jeruzalem zullen worden ondersteund. En ze gaven aanzienlijk meer dan we hadden verwacht: door Gods wil gaven ze zichzelf in de eerste plaats aan de Heer, en vervolgens ook aan ons. We hebben er dan ook bij Titus op aangedrongen dat hij dit goede werk, waarmee hij al bij u begonnen is, voltooit.  U blinkt in alles uit: in geloof, in kennis en welsprekendheid, in inzet op elk gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt ? blink dus ook uit in dit goede werk. Ik zeg dit niet als een bevel; door op de inzet van anderen te wijzen wil ik nagaan of uw liefde oprecht is. Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden. In uw eigen belang raad ik u het volgende aan. U hebt al een jaar geleden uw goede bedoelingen getoond door met de collecte een begin te maken. Rond deze nu met dezelfde inzet af als waarmee u begonnen bent, dan blijft het niet bij goede bedoelingen. Dus geef naar vermogen. Als u bereid bent mee te doen, wordt niet verwacht dat u geeft van wat u niet hebt, maar van wat u hebt. Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt. Er moet evenwicht zijn.  Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem, zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht, zoals ook geschreven staat: "Hij die meer had, had niet te veel; hij die minder had, had niet te weinig." (NBV-vertaling)

 

Oproep tot vrijgevigheid

De eerste christenen hebben kennelijk graag gegeven en ze hebben ook veel gegeven. We lezen van mensen die akkers verkochten en de opbrengst afdroegen aan de apostelen. In 2 Korinthiërs 8 lezen we van Grieks-Macedonische gelovigen die 'ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig waren.' Ze gaven 'boven vermogen'.

 

Paulus is diep onder de indruk. En hij hoopt dat nu ook de Korinthiërs gaan meedoen en gaan uitblinken in dit goede werk. Maar Paulus wil er geen bevel van maken. Het moet een zaak van het hart zijn. Dat is de stijl van het nieuwe verbond. God onderwerpt ons niet meer aan een gebod, zoals: geef 10% van je inkomen. Aan de andere kant wat mooi wat mooi was in het oude verbond, is dat ook in het nieuwe. Denk aan de bereidheid om te geven en dat mag dan best overeenkomen met die 10%. En: dat wij dan ook aan de Heer geven. Ook al komt de gave uiteindelijk ten goede aan armen of aan de mensen die speciaal in dienst van God werken. Maar nergens wordt meer gezegd: dit moet zo en dat moe zo.

 

God wil niet zien of we onze plichten vervullen, maar of we ons hart laten spreken. Is er in je hart liefde voor God, dan geef je met liefde voor 'zijn dienst'. Is er in je hart liefde voor de broederschap en voor de naaste, dan geef je met liefde voor anderen.

 

Het gaat er niet dat we ‘moeten’ geven. Het gaat erom dat onze God van ons andere mensen maakt: en dat zijn óók mensen die kunnen geven. Het komt van binnenuit. Toch gaat het niet altijd goed. Ananias en Saffira zijn een bekend en berucht voorbeeld: geven met een bijbedoeling: eigenliefde die het wint van liefde voor God en de naaste.

 

Zoiets speelt bij de Korinthiërs niet. Het is bij hen meer dat de wil er wel is, maar de trouw of het doorzettingsvermogen ontbreekt. Het mooie plan om met een grote inzameling voor gelovigen in Jeruzalem mee te doen, zou kunnen blijven steken in goede bedoelingen. In zo’n situatie klinkt er tóch een soort opdracht: rond deze actie nu af! Geef naar vermogen. Gaat Paulus er toch weer een verplichting van maken? Nee, dat zal zijn bedoeling niet zijn. Zijn woorden klinken meer als een aanmoediging. Hij zegt: ‘Ik raad u het volgende aan.’ En zegt hij dan daarna wat ze ‘moeten’ doen? Nee, in feite brengt hij ze terug bij hun eigen bereidheid en bedoeling. Hij brengt ze terug bij hun eigen hart. Maar daarna kan het dus wel helpen om te spreken in termen van: maak het nu ook af; voer het nu ook uit.

 

Ons nieuwe leven is mooi, maar heeft nog niet een ‘monopolie-positie’ in ons hart. Er zijn bedreigingen. We raken soms van de goede lijn af. En dan is het goed dat we aangesproken worden op wat toch al in ons hart leefde.

 

Bron : Bijbels dagboek 2012 "Kracht voor elke dag", 21 februari en 22 februari.


   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009