hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Leviticus (Bijbelboek)

Categorie
Bijbelboeken

Toelichting

Bijbelteksten
Leviticus  3  : 4
Dan zal hij beide de nieren, en het vet, hetwelk daaraan is, dat aan de weekdarmen is; en het net over de lever, met de nieren, zal hij afnemen. (Statenvertaling)

Als het dankoffer een rund is moest het helemaal gezond zijn. Rundvlees is niet verboden, hoewel een koe geïnfecteerd kan zijn met de gevaarlijke leverbot. De leverbot leeft vooral in de galbuizen van koeien, schapen, geiten, varkens, paarden en hazen. De galbuizen moeten bij het slachten samen met de galblaas worden verwijderd op grond van dit bijbelvers. Er bestaat dus geen gevaar dat de leverbot per ongeluk wordt opgegeten.
Leviticus  5  : 2
Of wanneer een mens enig onrein ding zal aangeroerd hebben, hetzij het dode aas van een wild onrein gedierte, of het dode aas van onrein vee, of het dode aas van onrein kruipend gedierte; al is het voor hem verborgen geweest, nochtans is hij onrein en schuldig. (Statenvertaling)

In Leviticus 11 staat dat Israëlieten een dag lang onrein zouden zijn als ze het kadaver van een onrein dier aanraakten. Dat gold voor de onreine landdieren, onreine waterdieren en het onreine wemelend gedierte. Een Israëliet zou zulke dode dieren voor geen goud aanraken. En mocht hij toevallig tegen zo'n dier aanlopen bijvoorbeels 's nachts in het donker (Leviticus 5 : 2, Deuteronomium 23 : 10), dan moest hij zichzelf en zijn kleren wassen en tot het eind van de dag in afzondering blijven.

Dat was een prachtige wetenschappelijke regel die destijds volkomen onbekend was bij andere volken. Vooral in een primitieve maatschappij stikken onreine dieren van de parasieten, zeker als ze vanzelf zijn doodgegaan. Als je hun kadaver aanraakt, wordt je geheid met parasieten besmet. Denk bijvoorbeeld aan de vlooien op een rat die met de pest besmet is. Als zo'n dier sterft en het lichaam koelt af, zoeken de vlooien zo snel mogelijk een andere gastheer. Wie de rat oppakt, is de pineut! De enige manier om van die vlooien en andere parasieten af te komen, is om meteen na aanraking je lichaam en je kleren grondig te wassen.
Leviticus  7  : 23  t/m 24
Spreek tot de kinderen Israels, zeggende: Geen vet van een os, of schaap, of geit, zult gij eten. Maar het vet van een dood aas, en het vet van het verscheurde, mag tot alle werk gebezigd worden; doch gij zult het ganselijk niet eten. (Statenvertaling)

Gij zult in het geheel geen vet van rund, schaap of geit eten. Het vet van een gestorven of verscheurd dier mag voor allerlei doeleinden gebruikt worden, maar eten zult gij het in geen geval. Dus ook niet om te bakken of te braden. De Israëlieten mochten wel 'vet vlees' eten, vlees met vet tussen de spieren, maar niet het losse vet onder de huid of rond de organen.

Kanttekening bij de Statenvertaling:

"Men versta ... het smerig en roestig vet, wat aan de einden en vellen der spieren groeit en hangt, en door de koude klonterig, hard en brokkelig wordt." Dat soort vet mocht voor allerlei doeleinden worden gebruikt, maar niet voor consumptie.
Leviticus  11  : 3
Al wat onder de beesten de klauw verdeelt, en de kloof der klauwen in tweeën klieft, [en] herkauwt, dat zult gij eten. (Statenvertaling)


Leviticus  11  : 4  t/m 8
Deze nochtans zult gij niet eten, van degenen, die [alleen] herkauwen, of de klauwen [alleen] verdelen:
- de kemel, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn;
- En het konijntje, want het herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; dat zal u onrein zijn;
- En den haas, want hij herkauwt wel, maar verdeelt den klauw niet; die zal u onrein zijn.
- Ook het zwijn, want dat verdeelt wel den klauw, en klieft de klove der klauwen in tweeën, maar herkauwt het gekauwde niet; dat zal u onrein zijn.
Van hun vlees zult gij niet eten, en hun dood aas niet aanroeren, zij zullen u onrein zijn. (Statenvertaling)

Vier diersoorten die voor consumptie verboden zijn, worden in dit bijbelgedeelte speciaal genoemd: kamelen, klipdassen, hazen en varkens.

Konijntje
De klipdas (konijntje) mocht niet gegeten worden, want dit was een onrein dier. De biologische naam voor de Israëlische klipdas is Hyrax (waarschijnlijk de ondersoort Procavia syriacus). Klipdassen zijn zo groot als een konijn en leven in kolonies in spleten en holen van rotswanden. Vaak eten ze groepsgewijs van knoppen, bladeren, kruiden en gras.

Kanttekening bij het woord "Konijntje" in de Statenvertaling
"Anders, bergmuis, of beermuis; een viervoetig gedierte van grootte als een egel en van gestalte als een muis en beer, wonende in de holen der steenrotsen; zeer veel gevonden in Palestina."

Varken
Varkensvlees was onrein. Waarom noemde Mozes het varken onrein? Hoe kon hij weten dat het eten van varkensvlees in die tijd werkelijk levensgevaarlijk was? Varkens worden sinds mensenheugenis als huisdier gehouden. Het zijn echte 'alleseters'. Ze schuimen rond de boerderij of langs de wegen, waar afval en uitwerpselen liggen en de sloten als riool worden gebruikt. Wroetend in de aarde, de mest en de bagger, alles opvretend wat ze tegenkomen: huisvuil, boomwortels, insecten, jonge, zieke en dode dieren (ook ratten die gestorven zijn aan dodelijke ziekten, zoals de pest), álles wordt verorberd. Ideale omstandigheden om dodelijke ziekten op te lopen, waaronder de varkenslintworm en de gevreesde trichinen, waar geen medicijn tegen gewassen is. Er zijn meer dan veertig ziekten die door varkens kunnen worden overgebracht.

Bron : "De moderne wetenschap in de bijbel" van Ben Hobrink
Leviticus  11  : 9
Dit zult gij eten van al wat in de wateren is: al wat in de wateren, in de zeeën en in de rivieren, vinnen en schubben heeft, dat zult gij eten; (Statenvertaling)

Van alle dieren in de zeeën, meren, rivieren of moerassen waren alleen echte vissen met vinnen en schubben toegestaan voor consumptie. Dat zijn bijvoorbeeld haring, kabeljauw, makreel, tonijn en zalm. De toegestane vissen zijn volgens de moderne voedingsleer nog steeds de veiligste voedselbron uit het water.
Leviticus  11  : 13  t/m 19
En van het gevogelte zult gij deze verfoeien, zij zullen niet gegeten worden, zij zullen een verfoeisel zijn:
- de arend, en de havik, en de zeearend,
- En de gier, en de kraai, naar haar aard;
- Elke rave naar haar aard;
- En de struis, en de nachtuil, en de koekoek, en de sperwer naar zijn aard;
- En de steenuil, en het duikertje, en de schuifuit,
- En de kauw, en de roerdomp, en de pelikaan,
- En de ooievaar, de reiger naar zijn aard, en de hop, en de vledermuis. (Statenvertaling)

Door onkunde wordt nog wel eens smalend gesproken over het feit dat in de Bijbel de vleermuis wordt genoemd in de lijst van 'onreine vogels'. Maar dat is helemaal niet zo'n gekke opmerking. Er staat niet dat de vleermuis tot de biologische Klasse 'Vogels' (Aves) behoort, maar dat hij een 'vlieger' is. Het Hebreeuwse woord dat in vers 13 gebruikt wordt voor 'vogels' betekent 'vlieger' of `gevleugelte'. Hetzelfde woord wordt in de verzen 20-23 gebruikt voor 'gedierte met vleugels', dat wil zeggen gevleugelde insecten. De vleermuis is in de Bijbel een beschermde, dus 'onreine', diersoort, omdat ze één van de beste insectenverdelgers is en daarom zeer belangrijk voor het evenwicht in de natuur.
Leviticus  11  : 20  t/m 21
Alle kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, zal u een verfoeisel (= gruwel) zijn. Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, hetwelk boven aan zijn voeten schenkelen (= dijen) heeft, om daarmede op de aarde te springen. (Statenvertaling)

Met andere woorden: alle insecten zijn verboden, behalve sprinkhanen. Dat hier staat dat insecten op 'vier poten' lopen, in plaats van zes, komt omdat de voorste twee poten werden beschouwd als handen. De andere vier waren dus de 'achterpoten' waarop ze liepen.
Leviticus  11  : 20  t/m 21
Alle kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, zal u een verfoeisel (= gruwel) zijn. Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, hetwelk boven aan zijn voeten schenkelen (= dijen) heeft, om daarmede op de aarde te springen. (Statenvertaling)

Met andere woorden: alle insecten zijn verboden, behalve sprinkhanen. Dat hier staat dat insecten op 'vier poten' lopen, in plaats van zes, komt omdat de voorste twee poten werden beschouwd als handen. De andere vier waren dus de 'achterpoten' waarop ze liepen.
Leviticus  11  : 20  t/m 23
Alle kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, zal u een verfoeisel (= gruwel) zijn. Dit nochtans zult gij eten van al het kruipend gevogelte, dat op vier [voeten] gaat, hetwelk boven aan zijn voeten schenkelen (= dijen) heeft, om daarmede op de aarde te springen; Van die zult gij deze eten: de sprinkhaan naar zijn aard (= alle soorten sprinkhanen), en de solham naar zijn aard (= alle soorten treksprinkhanen), en den hargol naar zijn aard (= alle soorten veldsprinkhanen), en den hagab naar zijn aard (= alle soorten kleine treksprinkhanen). En alle kruipend gevogelte, dat vier voeten heeft, zal u een verfoeisel (= gruwel) zijn. (Statenvertaling)


Leviticus  11  : 25
Zo wie van hun dood aas gedragen zal hebben, zal zijn klederen wassen, en onrein zijn tot aan den avond. (Statenvertaling)

Maar als aas valt in een bron .. of een put, een vergaarbak van water, (dat) zal rein zijn (Leviticus 11 : 36). In de Engelse King James-vertaling staat: een put met veel water. Met andere woorden: als een dood dier valt in een bron waar het water steeds wordt vernieuw of in een put waarin veel water staat, kan het niet zoveel kwaad als in een kleine waterkan in een huis. Bronwater en putwater is veel kouder dan water in een huis of in een tent, zeker in het Midden-Oosten. In koud water kunnen ziektekiemen zich lang niet zo snel vermenigvuldigen als in een bak met warm water. Natuurlijk moest het dode dier wel zo snel mogelijk uit de bron of put verwijderd worden. En degene die dat vieze beest opruimde moest zichzelf en zijn kleren wassen en was tot aan de avond onrein.
Leviticus  11  : 29  t/m 30  en 42
Verder zal u dit onder het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, onrein zijn: het wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar aard; En de zwijnegel, en de krokodil, en de hagedis, en de slak, en de mol; Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier [voeten], of al wat vele voeten heeft, onder alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. (Statenvertaling)

Dit zijn u onrein zijn onder het wemelend gedierte dat op de grond wemelt: de mol, de muis, en alle soorten padden; en de egel, de waraan en de hagedis, de slak en het kameleon. Alles wat op de buik gaat en alles wat op vier voeten gaat, ook alle veelvoetigen, dat zult gij niet eten, want die zijn een gruwel. Tot deze groep behoren ook wormen, spinnen, duizendpoten, slangen, ratten, wezels, bunzingen enzovoort. De betekenis van sommige Hebreeuwse woorden is niet duidelijk, zodat in een aantal bijbelvertalingen verschillende soorten kunnen worden genoemd.
Leviticus  11  : 29  t/m 30  en 42
Verder zal u dit onder het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, onrein zijn: het wezeltje, en de muis, en de schildpad, naar haar aard; En de zwijnegel, en de krokodil, en de hagedis, en de slak, en de mol; Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier [voeten], of al wat vele voeten heeft, onder alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel. (Statenvertaling)

Dit zijn u onrein zijn onder het wemelend gedierte dat op de grond wemelt: de mol, de muis, en alle soorten padden; en de egel, de waraan en de hagedis, de slak en het kameleon. Alles wat op de buik gaat en alles wat op vier voeten gaat, ook alle veelvoetigen, dat zult gij niet eten, want die zijn een gruwel. Tot deze groep behoren ook wormen, spinnen, duizendpoten, slangen, ratten, wezels, bunzingen enzovoort. De betekenis van sommige Hebreeuwse woorden is niet duidelijk, zodat in een aantal bijbelvertalingen verschillende soorten kunnen worden genoemd.
Leviticus  11  : 32
Daartoe al hetgeen, waarop [iets] van dezelve vallen zal, als zij dood zijn, zal onrein zijn, [hetzij] van alle houten vat, of kleed, of vel, of zak, [of] alle vat, waarmede werk gedaan wordt; het zal in het water gestoken worden, en onrein zijn tot aan den avond; daarna zal het rein zijn. (Statenvertaling)

Alles waarop zulk een dier (rat, muis, pad, zwijnegel, krokodil, hagedis, slak, mol) valt, als het dood is, zal onrein zijn; elk houten vat of kledingstuk of vel of zak, elk gebruiksvoorwerp, zal in het water gelegd worden en onrein zijn tot de avond.

Als een dood dier valt in een pot met graan dat voor het eten is bestemd, dan is het graan onrein. Valt hetzelfde dier in een pot met graan dat als zaaigoed is bedoeld, dan blijft dat graan rein (Leviticus 11 : 32, 37). Dat is logisch, want zaaizaad hoeft niet zo brandschoon en hygiënisch te zijn als graan dat gegeten wordt. En zolang het zaaigoed goed droog is, haal je het dode beest eruit (pas op voor vlooien die willen overspringen), je wast jezelf en je kleren, en er is niets aan de hand.
Leviticus  11  : 33
En alle aarden vat, waarin [iets] van dezelve zal gevallen zijn, al wat daarin is, zal onrein zijn, en gij zult dat breken. (Statenvertaling)

En elk aarden vat, waarin zulk een dier valt -alles wat daarin is- zal onrein zijn en gij zult het stuk breken.
Leviticus  11  : 34
Van alle spijze, die men eet, waarop het water zal gekomen zijn, [die] zal onrein zijn; en alle drank, die men drinkt, zal in alle vat onrein zijn. (Statenvertaling)

De meeste mensen die vroeger stierven, gingen niet dood vanwege ouderdom, maar vanwege besmettelijke ziekten zoals de pest en tuberculose. De bacteriën van deze ziekten (en van verschillende andere ziekten) worden via spuugdeeltjes in de lucht verspreid, vooral door hoesten en niezen. Stel je voor dat iemand in je tent of in je huis is overleden aan een van deze dodelijke zieken, dan kun je er zeker van zijn dat de lucht in zo'n ruimte is vergeven van ziektekiemen. Als hij ook nog eens flink zou hebben gehoest of geniesd, dan zou elk vat dat niet was afgedekt, vol zitten met dodelijke bacteriën. Dat is de reden dat het voedsel moest worden vernietigd, het vat schoongemaakt, de kleren gewassen en het huis gereinigd.

Alle voedsel dat gegeten mag worden, waarop water komt, zal onrein zijn. Wat een vreemde regel. Zelfs als er water op voedsel valt, wordt het onrein. Waarom?
Ten eerste is het water in de meeste landen helemaal niet zo schoon, zelfs niet het drinkwater. Zeker niet als het water al dagenlang in huis heeft gestaan of als het van een lekkend dak wordt opgevangen.
Ten tweede is het voedsel óók niet zo erg schoon. Er zitten talloze sporen van bacteriën en schimmels op, maar die kunnen zich vermenigvuldigen in een vochtige omgeving. Dat geeft, samen met (sub)tropische temperaturen, ideale omstandigheden voor een razendsnelle ontwikkeling van ziektekiemen. Als je zulk vochtig eten enkele dagen zou bewaren en dan opeten, is vreselijke diarree het minst erge wat je kan overkomen.
Leviticus  11  : 35
En waarop iets van hun dood aas zal vallen, zal onrein zijn; de oven en de aarden pan zal verbroken worden; zij zijn onrein, daarom zullen zij u onrein zijn. (Statenvertaling)

Gebruiksvoorwerpen van leer, linnen, hout of metaal konden worden gewassen of geschuurd en waren na een dag drogen weer rein. Mochten er nog enkele bacteriën zijn achtergebleven, dan zouden die door de felle zonnestralen al snel doodgaan. Maar een aarden vat, pan of oven is poreus en de ziektekiemen die in de poriën zijn gedrongen, kunnen daaruit niet meer worden verwijderd. Wassen en spoelen met water helpt niets. Daarom moest een aarden vat, bakpan of oven waar een dood dier in gevallen was zonder meer vernietigd worden. Voor een arm gezin was de vernietiging van dit huisraad een behoorlijke financiële strop. Daarom werd er zorgvuldig op gelet dat zulke voorwerpen niet verontreinigd werden.
Leviticus  11  : 36
Doch een fontein, of put van vergadering der wateren, zal rein zijn; maar wie hun dood aas zal aangeroerd hebben, zal onrein zijn. (Statenvertaling)

Maar als aas valt in een bron .. of een put, een vergaarbak van water, (dat) zal rein zijn. In de Engelse King James-vertaling staat: een put met veel water. Met andere woorden: als een dood dier valt in een bron waar het water steeds wordt vernieuw of in een put waarin veel water staat, kan het niet zoveel kwaad als in een kleine waterkan in een huis. Bronwater en putwater is veel kouder dan water in een huis of in een tent, zeker in het Midden-Oosten. In koud water kunnen ziektekiemen zich lang niet zo snel vermenigvuldigen als in een bak met warm water. Natuurlijk moest het dode dier wel zo snel mogelijk uit de bron of put verwijderd worden. En degene die dat vieze beest opruimde moest zichzelf en zijn kleren wassen en was tot aan de avond onrein (Leviticus 11 : 25).


Leviticus  11  : 37
En wanneer van hun dood aas zal gevallen zijn op enig zaaibaar zaad, dat gezaaid wordt, dat zal rein zijn. (Statenvertaling)

Als een dood dier valt in een pot met graan dat voor het eten is bestemd, dan is het graan onrein. Valt hetzelfde dier in een pot met graan dat als zaaigoed is bedoeld, dan blijft dat graan rein (Leviticus 11 : 32, 37). Dat is logisch, want zaaizaad hoeft niet zo brandschoon en hygiënisch te zijn als graan dat gegeten wordt. En zolang het zaaigoed goed droog is, haal je het dode beest eruit (pas op voor vlooien die willen overspringen), je wast jezelf en je kleren, en er is niets aan de hand.
Leviticus  11  : 38
Maar als water op het zaad gedaan zal worden, en van hun dood aas daarop zal gevallen zijn, dat zal u onrein zijn. (Statenvertaling)

Dat is merkwaardig! Alleen als er water aan te pas komt, wordt het zaaigoed onrein. Precies de goede regel! Water is een noodzakelijk bestanddeel voor de groei van bacteriën en schimmels. Als je in de schuur komt en je ontdekt een dode rat die al dagen of weken lang op het vochtige zaaigoed heeft gelegen, dan kun je er zeker van zijn dat allerlei bacteriën en schimmels zich door het hele graan hebben verspreid. En wanneer je dan de rat weggooit, maar het zaaigoed laat staan tot het volgend voorjaar, dan heb je kans dat de hele graanvoorraad is aangetast en loop je gevaar voor een slechte oogst of zelfs aantasting van je eigen gezondheid.
Leviticus  11  : 39  t/m 40
Wanneer een van de dieren die u tot spijze zijn, sterft, dan zal hij die zijn aas aanraakt, onrein zijn tot de avond. En hij die van zijn aas eet, zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot de avond; ook hij die zijn aas opneemt, zal zijn klederen wassen en onrein zijn tot de avond.(NBG-vertaling)
Leviticus  12  : 3
En op den achtsten dag zal het vlees zijner voorhuid besneden worden. (Statenvertaling)

In dit bijbelvers staat dus dat op de achtste dag de Joodse jongetjes besneden moeten worden. Die achtste dag was zo belangrijk dat hij boven alle andere geboden uitging. Zelfs als de achtste dag op een sabbat of een hoogtijdag viel, moest een jongetje toch besneden worden. Pas in de 20e eeuw is gebleken, dat juist de achtste dag de beste dag van het hele leven is om een besnijdenis uit te voeren. Op die dag stoppen bloedingen namelijk een stuk sneller dan op enig andere dag in het leven.
Leviticus  13  : 4  t/m 7
Maar zo de blaar in het vel zijn vleses wit is, en haar aanzien niet dieper is dan het vel, en het haar niet [in] wit veranderd is, zo zal de priester hem, die de plaag heeft, zeven dagen opsluiten. Daarna zal de priester op den zevenden dag hem bezien; indien, ziet, de plaag, naar dat hij zien kan, is staande gebleven, [en] de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem zeven andere dagen opsluiten. En de priester zal hem andermaal op den zevenden dag bezien; indien, ziet, de plaag ingetrokken, en de plaag in het vel niet uitgespreid is, zo zal de priester hem rein verklaren; het was een verzwering; en hij zal zijn klederen wassen, zo is hij rein. Maar zo de verzwering in het vel ganselijk uitgespreid is, nadat hij aan den priester tot zijn reiniging zal vertoond zijn, zo zal hij andermaal aan den priester vertoond worden. (Statenvertaling)

Als een Jood onrein was geworden door een besmettelijke ziekte, moest hij een periode van reiniging en afzondering in acht nemen. Dat was gebaseerd op de regel in deze bijbelverzen, waar staat dat de priester een besmette patiënt 14 dagen moest opsluiten en daarna al of niet rein verklaren.
Leviticus  13  : 45
De klederen van de melaatse, die door de plaag getroffen is, zullen gescheurd zijn, zijn hoofdhaar zal hij los laten hangen en de bovenlip bedekken en roepen: Onrein, onrein! (NBG-vertaling)

In dit bijbelvers staat wat de melaatse moest doen als hij gezonde burgers tegenkwam. De melaatse zal de bovenlip bedekken en roepen: "Onrein, Onrein!" De melaatste moest zijn bovenlip bedekken, dus zijn neusgaten en snor -waar al die besmettelijke bacteriën uitkomen- net zoals een chirurg een doek voor zijn neus doet om te zorgen dat er geen bacteriën worden rondgestrooid. Bovendien moest de melaatse zijn kleren scheuren en zijn haren los laten hangen, zodat hij van grote afstand herkenbaar was als leprapatiënt en niet per ongeluk iemand via de lucht zou besmetten als hij verkouden was en zou hoesten of niezen.
Leviticus  13  : 46
Al de dagen, in welke deze plaag (= de pest) aan hem zal zijn, zal hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen; buiten het leger zal zijn woning wezen.(Statenvertaling)
Leviticus  13  : 46
Al de dagen, in welke deze plaag (= melaatsheid) aan hem zal zijn, zal hij onrein zijn; onrein is hij, hij zal alleen wonen; buiten het leger zal zijn woning wezen. (Statenvertaling)

In onze oren klinkt dat logisch dat je lepralijders "uit de legerplaats wegzendt", maar tot ruim 100 jaar terug werd daar bijzonder fel tegen geprotesteerd. Pas toen de lepralijders, desnoods met geweld, van de maatschappij werden afgezonderd en in leprakolonies moesten leven, nam het aantal leprapatiënten drastisch af.
Leviticus  15  : 2  t/m 3
Spreekt tot de kinderen Israels, en zegt tot hen: Een ieder man, als hij vloeiende zal zijn uit zijn vlees, zal om zijn vloed onrein zijn. Dit nu zal zijn onreinigheid om zijn vloed zijn: zo zijn vlees zijn vloed uitzevert, of zijn vlees van zijn vloed zich verstopt, dat is zijn onreinigheid. (Statenvertaling)

Wanneer een man een vloeiing uit zijn lichaam heeft, diens vloeiing is onrein. In het Hebreeuws staat letterlijk: "als zijn vlezigheid druipt". In de Septuagint, de Griekse vertaling van het Oude Testament staat: "wie een gonorrhoea heeft". Met andere woorden, met "vloeiing" wordt niet een wondje bedoeld waar bloed of etter uit stroomt, maar een constante afscheiding van vocht uit de geslachtsdelen. Dat vocht zit vol met bacterieën en is zeer besmettelijk (onrein).
Leviticus  15  : 4  t/m 12  en 17
Elk bed waarop hij die de vloeiing heeft, ligt, is onrein, en elk voorwerp waarop hij zit, is onrein. Ieder die zijn bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Wie zit op een voorwerp, waarop hij die de vloeiing heeft, gezeten heeft, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Wie het lichaam van hem die de vloeiing heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Wanneer hij die de vloeiing heeft, op een reine spuwt, dan zal deze zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. En elk zadel, waarop hij die de vloeiing heeft, rijdt, zal onrein zijn. En ieder, die iets aanraakt dat onder hem is, zal onrein zijn tot de avond; wie dit opneemt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. En ieder, welke hij die de vloeiing heeft aanraakt zonder de handen met water te hebben afgespoeld, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Het aardewerk, dat hij die de vloeiing heeft, aanraakt, zal stukgeslagen worden, en elk houten voorwerp zal met water afgespoeld worden. Elk kleed en alle leder, waarop zaad is uitgestort, zal in water gewassen worden en onrein zijn tot de avond. (NBG-vertaling)

Als een man een druiper had, dus met gonorroe besmet was, dan was hij onrein en ook alles wat hij had aangeraakt. Dus zelfs zonder dat hij een zaadlozing had gehad of seksuele omgang met zijn vrouw. Zijn bed, stoel, zadel, drinkbeker, gereedschap, alles wat hij aanraakte, werd als onrein beschouwd. Iedereen die hem of de betreffende voorwerpen aanraakte, moest zijn lichaam en kleren wassen en bleef tot de avond onrein. Voorwerpen van leer, hout of metaal moesten grondig worden gewassen. Een voorwerp van aardewerk moest worden stukgeslagen. Bacteriën kunnen immers niet uit poreus aardewerk worden weggewassen.


Leviticus  15  : 16  t/m 17
Wanneer bij een man zaaduitstorting plaats heeft, dan zal hij zijn gehele lichaam in water baden en hij zal onrein zijn tot de avond. Elk kleed en alle leder, waarop zaad is uitgestort, zal in water gewassen worden en onrein zijn tot de avond. (NBG-vertaling)

Alle mannen werden -terecht- gezien als potentiële dragers van een geslachtsziekte. Bij een zaadlozing moest een man zijn lichaam wassen en bleef hij onrein tot de avond. Als bij een zaadlozing het sperma op een kledingstuk of op een stuk leer viel, dan gold daarvoor hetzelfde: het kledingstuk of het leer moest grondig gewassen worden en bleef onrein tot de avond.
Leviticus  15  : 18
Wanneer een man bij een vrouw gelegen heeft en zaaduitstorting heeft plaats gehad, dan zullen zij zich in water baden en tot de avond onrein zijn. (NBG-vertaling)

Bij geslachtsgemeenschap moesten de man én de vrouw hun lichaam wassen en bleven ze onrein tot aan de avond. Dus zowel voorwerpen als personen bleven onrein tot aan de avond vanwege het contact met sperma. Mochten na het wassen nog bacterieën zijn achtergebleven (ze hadden niet zulke mooie douches en wasmachines als wij) dan gingen die gedurende de dag alsnog dood door de droogte en de felle zon.
Leviticus  15  : 19  t/m 30
Wanneer een vrouw vloeit, namelijk de bloedvloeiing van haar lichaam heeft, dan zal zij zeven dagen in haar maandelijkse onreinheid blijven,
1. en ieder die haar aanraakt, zal onrein zijn tot de avond.
2. Alles waarop zij in haar maandelijkse onreinheid ligt, zal onrein zijn, en alles waarop zij zit, zal onrein zijn.
3. Ieder die haar bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.
4. Ieder die een of ander voorwerp, waarop zij gezeten heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.
5. Indien hij iets aanraakt, dat zich op het bed of op het voorwerp waarop zij gezeten heeft, bevindt, dan zal hij onrein zijn tot de avond.
6. Indien een man bij haar ligt, dan zal haar maandelijkse onreinheid op hem komen, en zeven dagen zal hij onrein zijn,
7. en elk bed waarop hij ligt zal onrein zijn.
8. Wanneer bij een vrouw lange tijd bloed vloeit, buiten de tijd van haar maandelijkse onreinheid, of wanneer zij langer vloeit dan haar maandelijkse onreinheid, dan zal zij gedurende al de tijd dat zij vloeit, onrein zijn als in de tijd van haar maandelijkse onreinheid; zij is onrein.
9. Elk bed waarop zij ligt, al de tijd dat zij vloeit, zal voor haar zijn als het bed van haar maandelijkse onreinheid,
10.en elk voorwerp waarop zij zit, zal onrein zijn als in de onreinheid van haar maandelijkse onreinheid.
Ieder die deze dingen aanraakt, zal onrein zijn, zijn klederen wassen, zich baden in water, en onrein zijn tot de avond.

Maar indien zij van haar vloed rein geworden is, dan zal zij nog zeven dagen tellen en daarna zal zij rein zijn. Op de achtste dag zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen en ze tot de priester brengen naar de ingang van de tent der samenkomst. En de priester zal de ene tot een zondoffer en de andere tot een brandoffer bereiden; zo zal de priester verzoening over haar doen voor het aangezicht des Heren, om haar onreine vloed. (NBG-vertaling)
Leviticus  15  : 19  t/m 30
Wanneer een vrouw vloeit, namelijk de bloedvloeiing van haar lichaam heeft, dan zal zij zeven dagen in haar maandelijkse onreinheid blijven,
1. en ieder die haar aanraakt, zal onrein zijn tot de avond.
2. Alles waarop zij in haar maandelijkse onreinheid ligt, zal onrein zijn, en alles waarop zij zit, zal onrein zijn.
3. Ieder die haar bed aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.
4. Ieder die een of ander voorwerp, waarop zij gezeten heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond.
5. Indien hij iets aanraakt, dat zich op het bed of op het voorwerp waarop zij gezeten heeft, bevindt, dan zal hij onrein zijn tot de avond.
6. Indien een man bij haar ligt, dan zal haar maandelijkse onreinheid op hem komen, en zeven dagen zal hij onrein zijn,
7. en elk bed waarop hij ligt zal onrein zijn.
8. Wanneer bij een vrouw lange tijd bloed vloeit, buiten de tijd van haar maandelijkse onreinheid, of wanneer zij langer vloeit dan haar maandelijkse onreinheid, dan zal zij gedurende al de tijd dat zij vloeit, onrein zijn als in de tijd van haar maandelijkse onreinheid; zij is onrein.
9. Elk bed waarop zij ligt, al de tijd dat zij vloeit, zal voor haar zijn als het bed van haar maandelijkse onreinheid,
10.en elk voorwerp waarop zij zit, zal onrein zijn als in de onreinheid van haar maandelijkse onreinheid.
Ieder die deze dingen aanraakt, zal onrein zijn, zijn klederen wassen, zich baden in water, en onrein zijn tot de avond.

Maar indien zij van haar vloed rein geworden is, dan zal zij nog zeven dagen tellen en daarna zal zij rein zijn. Op de achtste dag zal zij twee tortelduiven of twee jonge duiven nemen en ze tot de priester brengen naar de ingang van de tent der samenkomst. En de priester zal de ene tot een zondoffer en de andere tot een brandoffer bereiden; zo zal de priester verzoening over haar doen voor het aangezicht des Heren, om haar onreine vloed. (NBG-vertaling)
Leviticus  15  : 21  t/m 27
Ieder die een of ander voorwerp, waarop zij ( de vrouw die menstrueert) gezeten heeft, aanraakt, zal zijn klederen wassen, zich in water baden en onrein zijn tot de avond. Indien hij iets aanraakt, dat zich op het bed of op het voorwerp waarop zij gezeten heeft, bevindt, dan zal hij onrein zijn tot de avond. Indien een man bij haar ligt, dan zal haar maandelijkse onreinheid op hem komen, en zeven dagen zal hij onrein zijn, en elk bed waarop hij ligt zal onrein zijn. Wanneer bij een vrouw lange tijd bloed vloeit, buiten de tijd van haar maandelijkse onreinheid, of wanneer zij langer vloeit dan haar maandelijkse onreinheid, dan zal zij gedurende al de tijd dat zij vloeit, onrein zijn als in de tijd van haar maandelijkse onreinheid; zij is onrein. Elk bed waarop zij ligt, al de tijd dat zij vloeit, zal voor haar zijn als het bed van haar maandelijkse onreinheid, en elk voorwerp waarop zij zit, zal onrein zijn als in de onreinheid van haar maandelijkse onreinheid. Ieder die deze dingen aanraakt, zal onrein zijn, zijn klederen wassen, zich baden in water, en onrein zijn tot de avond. (NBG-vertaling)
Leviticus  17  : 11  t/m 13
Want de ziel van het vlees is in het bloed; daarom heb Ik het u op het altaar gegeven, om over uw zielen verzoening te doen; want het is het bloed, dat voor de ziel verzoening zal doen. Daarom heb Ik tot de kinderen Israels gezegd: Geen ziel van u zal bloed eten; noch de vreemdeling, die als vreemdeling in het midden van u verkeert, zal bloed eten. Een ieder ook van de kinderen Israels en van de vreemdelingen, die als vreemdelingen in het midden van hen verkeren, die enig wild gedierte, of gevogelte, dat gegeten wordt, in de jacht gevangen zal hebben; die zal deszelfs bloed vergieten, en zal dat met stof bedekken. (Statenvertaling)

De ziel van het vlees is in het bloed. Daarom zal niemand van u bloed eten. Ieder, die een stuk wild of gevogelte jaagt, dat gegeten mag worden, zal het bloed daarvan uitgieten en dat bedekken met aarde.
Leviticus  19  : 3
Ieder zal voor zijn moeder en zijn vader ontzag hebben en mijn sabbatten houden: Ik ben de HERE, uw God. (NBG-vertaling)


Leviticus  19  : 4
Laat je niet in met afgoden en maak geen godenbeelden. Ik ben de HEER, jullie God. (NBV-vertaling)


Leviticus  19  : 13
Beroof niemand en pers een ander niet af. Betaal een dagloner zijn loon nog op dezelfde dag uit. (NBV-vertaling)


Leviticus  19  : 31
Gij zult u niet wenden tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten, gij zult hen niet zoeken, om u met hen te verontreinigen: Ik ben de HERE, uw God. (NBG-vertaling)

Het raadplegen van de geesten van overledenen (in werkelijkheid boze geesten) wordt in de Bijbel scherp veroordeeld.

Bron : "De geheime wereld achter occultisme" van Wilkin van de Kamp, blz. 42 t/m 46, 124 en 125
Leviticus  19  : 32
Sta op voor oude mensen en betoon hun respect. Toon ontzag voor je God. Ik ben de HEER. (NBV-vertaling)


Leviticus  20  : 6
En iemand, die zich tot de geesten van doden of tot waarzeggende geesten wendt, om die overspelig na te lopen tegen zo iemand zal Ik mijn aangezicht keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien. (NBG-vertaling)

Het raadplegen van de geesten van overledenen (in werkelijkheid boze geesten) wordt in de Bijbel scherp veroordeeld.

Bron : "De geheime wereld achter occultisme" van Wilkin van de Kamp, blz. 42 t/m 46, 124 en 125
Leviticus  20  : 27
Wanneer een man of een vrouw door zich de geest van een dode laat spreken of een waarzeggende geest bezit, zullen zij zeker ter dood gebracht worden; stenigen zal men hen, hun bloedschuld is op hen. (NBG-vertaling)

Het raadplegen van de geesten van overledenen (in werkelijkheid boze geesten) wordt in de Bijbel scherp veroordeeld.

Bron : "De geheime wereld achter occultisme" van Wilkin van de Kamp, blz. 42 t/m 46, 124 en 125
Leviticus  25  : 35
Wanneer uw broeder verarmt en zich bij u niet meer staande kan houden, dan zult gij hem -vreemdeling en bijwoner- ondersteunen, opdat hij bij u in het leven blijve. (NBG-vertaling)

Wanneer iemand van jullie in armoedige omstandigheden raakt en zelf niet langer in zijn levensonderhoud kan voorzien, dan moet je hem de helpende hand bieden om verder te kunnen leven, als was hij een vreemdeling of een buitenlander die bij jullie woont. (Groot Nieuws Bijbel)
Leviticus  31  : 5  t/m 8
Wanneer je de HEER een vredeoffer aanbiedt, moet je, wil het offer aanvaard worden, het vlees eten op de dag dat het dier wordt geslacht, of op de volgende dag. Wat er op de derde dag nog over is, moet worden verbrand. Als er op de derde dag nog van het offervlees gegeten wordt, is dat verwerpelijk en zal het offer niet worden aanvaard. Wie ervan eet moet de gevolgen van zijn zonde dragen. Hij heeft ontwijd wat de HEER toebehoort en wordt uit de gemeenschap gestoten. (NBV-vertaling)
Leviticus  31  : 9
Wanneer je de graanoogst binnenhaalt, oogst dan niet tot aan de rand van de akker en raap wat blijft liggen niet bijeen. (NBV-vertaling)


Leviticus  31  : 10
En wanneer je bij de wijnoogst druiven plukt, loop dan niet alles nog eens na en raap niet bijeen wat op de grond is gevallen, maar laat het liggen voor de armen en de vreemdelingen. Ik ben de HEER, jullie God. (NBV-vertaling)
Leviticus  31  : 11
Steel niet, lieg niet en bedrieg je naaste niet. (NBV-vertaling)
Leviticus  31  : 12
Leg geen valse eed af als je bij mijn naam zweert, want daarmee ontwijd je de naam van je God. Ik ben de HEER. (NBV-vertaling)
Numeri  31  : 19
En gijlieden, legert u buiten het leger zeven dagen; een ieder, die een mens gedood, en een ieder, die een verslagene zult aangeroerd hebben, zult u op den derden dag en op den zevenden dag ontzondigen, gij en uw gevangenen. (Statenvertaling)

De soldaten moesten zeven dagen afgezonderd leven buiten het grote kamp van Israël. Zeven dagen was lang genoeg om te zien of de soldaten gonorroe hadden of een andere ziekte. De incubatietijd (tijd tussen besmetting en het uitbreken) van gonorroe, en bijna alle andere infectieziekten, is twee tot zeven dagen (2).

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009