hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Zonden belijden (aan elkaar) : Waarom moet dat?

Categorie
OP ZOEK NAAR GOD

Toelichting

Zonden belijden

We zeggen niet zo vaak tegen elkaar: “Ik wil je een zonde belijden.”  We praten wel met elkaar over ziekte en tegenslag, over dingen die je spanning kunnen geven. Een keer sorry zeggen of excuus aanbieden voor een misser, dat gaat nog. Maar wat dieper: iets waar je mee zit en waar je van weet dat het echt goed fout is, dat vertel je niet zomaar.

 

Jakobus lijkt het heel normaal te vinden: Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar.  (Jacobus 5:16-18) Als je het hele stukje bekijkt, zit daar iets in van: Ga samen aan het werk met zonde, met het kwaad dat je leven en je verhoudingen onderling verpest. Loop er niet voor weg, maar zie het samen onder ogen en zet je er samen voor in om het kwaad weg te krijgen. Dat past bij het gebed dat Jezus ons leert bidden. Als je die laatste twee stukjes van het gebed bidt, ben je al gauw geneigd om het maar vooral bij jezelf te houden: jouw eigen schuld die God vergeeft, jouw persoonlijke zwakte tegenover verleidingen in de wereld om je heen. Daar ben je mee bezig, met jezelf. Maar kijk ook eens naar elkaar! Ook deze zinnetjes uit het Onze Vader gaan over “ons”. Je bidt niet alleen voor jezelf, je bidt ook voor de ander, want je bidt samen: “ons”. En zo sta je er dus niet alleen voor wanneer het gaat om schuld en verleiding.

 

Samen tegen de zonde

 

1. Bekennen

Ongemakkelijk eigenlijk, dat deze tekst in de bijbel staat: Beken elkaar uw zonden. Daar komen we niet zo makkelijk toe. Je kunt je er vanaf proberen te maken: je zonden bekennen, biechten, we zijn toch zeker niet Rooms? Laten we eerst maar eens kijken wat wij er dan wél mee doen, met zonde. Allereerst vinden we natuurlijk dat zonde iets is wat niet moet. Je doet iets wat God niet wil, en je weet dat je Hem daar verdriet mee doet.  Als je dat beseft, zou je reactie kunnen zijn: dan ga ik mijn best doen om wél te doen wat God vraagt. Zonde ga je te lijf met inspanning, met ijverig de verleidingen uit de weg gaan en er een rijtje goede daden tegenover te zetten. Ik ben zondig ja, maar ik doe m’n best. Maar mensen lopen toch vast in de poging om het voortaan beter te doen!

 

Zonde, daar kun je dus op verschillende manieren omheen lopen. Maar als dat niet lukt, je houdt iets over waar je echt mee zit, dan zullen we dat vaak voor onszelf houden. Een geheim dat drukt op je ziel, want je durft het tegen niemand te zeggen. Kortom, we weten eigenlijk niet goed raad met verkeerde dingen die we doen. Ik geloof dat daar ten diepste dit achter zit: we durven onszelf niet prijs te geven. Onszelf, want de verkeerde dingen die we doen, zijn echt iets van onszelf. Zonde, dat zijn wijzelf zoals we eigenlijk helemaal niet willen zijn. Ik wil geen leugenaar zijn, geen dief, geen moordenaar, ik wil niet ontrouw zijn. Maar ik ben het wel. Wat val ik mezelf dan vies tegen. En dan daarmee voor de dag komen? Het is alsof je dan alles verliest, je gevoel van eigenwaarde, het respect dat andere mensen voor je hebben. Je wilt jezelf niet verliezen, en daardoor kun je het kwaad in je leven niet loslaten. Wat gebeurt er als een ander weet wat ik voor slechts gedaan heb? Je lijdt enorm gezichtsverlies natuurlijk. Dat had ik nooit van jou verwacht! De ander kijkt veroordelend naar je. Wat ben jij een slechterik, gelukkig maar dat ik zoiets nooit doe! Misschien wil die ander niet met je omgaan. Er komen praatjes de wereld in, wat jij onder vier ogen hebt opgebiecht, kom je op straat weer tegemoet. Zomaar een handvol redenen om er niet aan te beginnen:  je zonden tegenover elkaar bekennen. Je weet maar nooit!

 

Jakobus trekt er zich niets van aan van al die angsten en gevoeligheden van ons. “Beken elkaar uw zonden!” Want je vergist je als je denkt dat zonde vanzelf verdwijnt als je er maar lang genoeg niet over praat. Zonde is een macht die alles verstoord en verziekt. Letterlijk verziekt, mag je er wel bij zeggen, want dat kom je in dit stukje van Jakobus heel direct tegen. Als iemand in de gemeente ziek is, zullen de oudsten hem met olie zalven en voor hem bidden. En dan kan het ook zijn dat die zieke iets op te biechten heeft. Iets wat zijn herstel in de weg staat. Vanuit die situatie maakt Jakobus het algemener: ruim het kwaad uit de weg door er met elkaar over te praten en dan voor elkaar te bidden. Bid voor elkaar, dan zult u genezen. Je voelt er een dubbelheid in: genezen is niet alleen dat je lichamelijk weer gezond wordt, maar ook dat je geestelijk weer kunt opleven, omdat je bevrijd wordt van de last die op je drukt. Het is niet zo dat als je ziek bent, daar een concrete zonde van jouzelf achter zit. Maar die kant zit wel degelijk aan zonde: dat je er ziek van kunt worden, dat je kracht en je levenslust verpieteren omdat je van binnen wordt aangevreten. Dat je verhoudingen met andere mensen verstoord raken omdat je voelt dat het niet OK is. Zonde maakt ziek. En hoe langer je ermee blijft lopen, hoe erger het wordt.

 

Er is maar één oplossing, zegt Jakobus. Gooi het eruit. Beken elkaar uw zonden. Dat kan gaan om onderlinge blokkades, wat je tegen elkaar misdaan hebt. Dat komt alleen maar goed als je het durft uitpraten. Als je tegen de ander durft te zeggen: “Ik heb dat verkeerd tegen je gedaan, wil je het mij vergeven?”  Maar evengoed gaat het om wat er scheef zit tussen jou en God. Dat kunnen dingen zijn waarvoor je je kapot schaamt. Die je bijna niet zelf bij God durft brengen. Zoek dan steun bij je broer of zus in het geloof. Dat je het niet langer alleen hoeft te dragen, dat vreselijke geheim. Laat alsjeblieft de kerk een plek zijn waar je fouten mag maken.

 

Maatschappelijk gezien leven we in een afrekencultuur. Politici, bestuurders, managers worden keihard afgerekend op hun prestaties (tenminste dat is de bedoeling). En dat dringt zomaar ook door in hoe we als “gewone mensen” met elkaar omgaan. Je bent OK zolang je OK doet, maar schiet je een keer tekort, dan laten we je keihard vallen. En dat afrekenen roept dan weer iets anders op: je gaat je indekken, je zorgt dat je geen zichtbare fouten maakt, dat de ander jou niets kan maken. Je verschuilt je achter regels en procedures. Afrekenen en indekken: allebei zouden we in de kerk achter ons moeten laten. Hier, bij God in huis, hoef je niet bang te zijn voor de keiharde afrekening op je tekortschieten. God weet allang dat we fouten maken, daar begint het evangelie toch mee? En indekken is dus ook helemaal niet nodig: bij de Heer mag je komen zoals je bent, met al je tekorten.

 

In protestantse kerken hebben we geen biechthokjes, maar laten er in de gemeente wel biechtplekken mogen komen. Contacten waarin je je veilig voelt. Waar je kunt uitspreken wat je op je hart hebt, waar iemand is die naar je luistert en die je begrijpt. Waar we elkaar niet afmeten aan de regels van fatsoen en goed gedrag en elkaar niet veroordelen. Maar waar we bewogen zijn met de ander die worstelt met zijn of haar schuld en luisteren naar elkaars nood. We kennen toch ook onszelf? Begin maar in het klein, thuis in je gezin. Als man en vrouw ben je elkaars meest vertrouwde partners; durf dan ook elkaar maar in je hart te laten kijken en te delen wat je het meeste dwars zit. En als ouders richting je kinderen kun je hier een begin mee maken. Alleen al heel simpel door “sorry” te zeggen als je een keer uit je slof geschoten bent, maar ook als het wat ingewikkelder is: durf dan naar je kind toe te stappen en te zeggen: “Dat heb ik echt niet goed gedaan, daar heb ik spijt van, zullen we het weer goed maken?” Zo krijg je thuis al een klimaat waarin kinderen leren om hun fouten toe te geven, om uit te spreken wat ze op hun hart hebben. En vanuit die kleine, veilige kring van het gezin kun je het dan verder oefenen in de veilige kring van de gemeente. Laten we maar leren om met elkaar onze schuld en onze fouten te kunnen delen, om ze samen naar de Heer te brengen.

 

2. Bidden

Want dat is wat Jakobus aan elkaar koppelt: Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar.  Waar je bang voor bent als je aan de ander vertelt wat je hebt uitgespookt, dat gebeurt niet! Je wordt niet uitgelachen of uitgescholden, je hoeft niet door de grond te gaan. Je broeder of zuster gaat naast je staan en gaat voor je bidden. Alleen dat al: iemand anders die voor je bidt! Het is niet meer iets voor jou alleen. Ineens ben je met z’n drieën, want door samen te bidden kom je samen voor God, de grote Derde die echt iets kan met de zonde waar jij in vastgelopen bent.

 

Ineens begint Jakobus over Elia. Het lijkt een zijspoor: dat optreden van de profeet die bad om droogte als straf voor de slechte koning Achab. En toch heeft het alles te maken met bidden om vergeving van onze zonden. “Het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet”. Nou, kijk daarvoor inderdaad maar naar Elia. Wat die voor elkaar kreeg door zijn gebed! Meer dan drie jaar ging de hemel op slot, en het begon pas weer te regenen toen Elia opnieuw daarom bad. Hemel en aarde moesten gehoorzamen aan dit gebed van een rechtvaardige.

 

Maar kijk dan ook weer terug naar je eigen gebed. En denk daar niet te klein van! Als je in gezamenlijk gebed het kwaad uit je leven kunt wegdoen, als je mag ervaren dat God je schuld vergeeft, en als je de enorme kracht van bevrijding en genezing mag ondervinden die daarvan uitgaat, dan is dat toch zoiets als hemel en aarde bewegen! Even verderop zegt Jakobus: je redt iemand van de dood door hem of haar uit de greep van het kwaad te halen. Dat is dus ook het samen bidden om vergeving van je schuld:  een zaak van leven en dood. Maak er dus geen kleinigheid van en ook geen dagelijkse riedel: o ja, nog even bidden om vergeving. Er staat echt iets op het spel!

 

“Er wordt kracht verleend aan het gebed van de rechtvaardige”. (Jacobus 5: 16) Kracht verleend door God, die naar dit gebed luistert. De rechtvaardige, dat is iemand die het helemaal van God verwacht. En als die bidt, spreekt hij of zij het geloof uit, het vertrouwen dat God luistert. Met dat vertrouwen mogen wij ons bidden afsluiten, dat zit in het woordje “Amen”. En dat vertrouwen doortrekt ons hele gebed. Juist als je bidt om vergeving van je zonden. Je wordt er zelf misschien moedeloos van: kom ik weer aanzetten met dat ene waar ik al zo vaak mee wilde kappen maar wat me maar niet lukt. God ziet me aankomen. Ja, inderdaad, God wil je zien aankomen, elke keer weer. Want je hoeft niet alleen naar jezelf te kijken, wat jij ervan terechtbrengt. Je mag bovenal naar God kijken. Ontdek hoe groot zijn genade is, veel groter dan alle slechte dingen die wij kunnen opstapelen. Ontdek hoe eindeloos zijn geduld is, als wij de moed allang hebben opgegeven. Kijk naar Jezus, dan zie je hoe God alles op alles zet om je te verlossen uit de greep van het kwaad. Dat mag je vertrouwen geven om te blijven bidden.

 

3. Bekeren

Jakobus blijft heel praktisch, en zo sluit hij nu zijn brief ook af. Geen mooie woorden of vriendelijke groeten aan het eind, maar een dringende oproep: zie je iemand van de waarheid afdwalen, breng diegene dan terug! Eigenlijk past dat heel logisch bij wat eraan voorafgaat: als je aan elkaar je zonden belijdt en er samen voor bidt, zorg er dan ook samen voor dat het niet weer fout gaat. Wanneer God je al je missers vergeeft, dan ga je toch niet meteen weer de verkeerde kant op? Wat dat betreft passen de vijfde en de zesde bede van het Onze Vader perfect bij elkaar.

 

Voor ons is dat in de praktijk weer lastig: kunnen wij elkaar aanspreken op ons gedrag, onze manier van leven? Ik denk dat we daar net zo voor terugschrikken als voor het eerste wat Jakobus zegt: elkaar je zonden bekennen. Want wie ben ik dat ik iemand op zijn of haar fouten zal wijzen. Dat voelt al gauw wat superieur en moralistisch, dat doen we maar liever niet. En is er niet over heel veel onderwerpen verschil van mening? Hoe kun je dan ooit tegen iemand zeggen dat ‘ie’ verkeerd zit?

 

Jakobus heeft het heel concreet voor ogen: “Als een van u afdwaalt van de waarheid”.  Als christen heb je geen garantie dat je altijd op het goede spoor blijft. Op allerlei concrete punten heeft Jakobus het in zijn brief ingevuld, met stevige waarschuwingen tegen wat er in de gemeente verkeerd ging. Vanuit het “Onze Vader” kun je hetzelfde invullen: de verleiding om het verkeerde te doen is er altijd. Daarom is het juist zo belangrijk om steun te zoeken bij God, dat Hij je staande houdt in de geestelijke strijd. Want die strijd is er gewoon. Een van de manieren waarop God je “staande houdt” is door je als gelovigen aan elkaar te geven. Dat je elkaar in het oog houdt, en het signaleert wanneer iemand stappen zet de verkeerde kant op. Dan laat je dat niet zomaar gebeuren, maar dan kom je in actie.  Want het gaat wel ergens om! “Wie een zondaar van het dwaalspoor terugbrengt, redt hem van de dood.” Afdwalen is niet maar onschuldig, je loopt er letterlijk mee dood. En God wil je juist in leven hebben.  Als een kind tussen de spijlen van het balkon door wil kruipen, dan houd je ‘m toch ook tegen? Want je wilt niet dat ‘ie naar beneden valt. Precies zo is het bij een christen die stap voor stap de dood tegemoet loopt, bij God vandaan. Die houd je toch tegen?

 

En dan niet omdat jij beter bent, of omdat het jou nooit zou overkomen. Jakobus laat juist zien hoe je aan elkaar gekoppeld bent, hoe je solidair bent in het vechten tegen de zonde. Je wordt samen aangesproken: als je verkeerd gaat, laat je dan terugbrengen. Als je een ander ziet wegglijden, kom dan in actie. En die actie begint al eerder. Dat je open en eerlijk durft praten over wat je moeilijk vindt in het leven met God, waar je tekort schiet, waar je lelijk de fout in gaat. En dan kun je er samen voor gaan bidden. Zo sta je beiden gelijk voor God: als zondaars die het helemaal van zijn genade moeten hebben. En zo sta je ook gelijk ten opzichte van elkaar, wanneer de een de ander aanspreekt en aanspoort om toch vooral bij God te blijven. Alleen bij de Heer is redding en leven te vinden, help elkaar dan ook om die weg weer te vinden.

 

Bron : http://www.gkvpn.nl/attachments/article/326/JAKOBUS%205,16-20.pdf


Bijbelteksten
Spreuken  28  : 13
Wie zijn overtredingen bedekt, zal niet voorspoedig zijn; maar wie ze belijdt en nalaat, die vindt ontferming. (NBG-vertaling)

Wie niet voor zijn zonden uitkomt, kent geen voorspoed; maar wie ze belijdt en zijn leven betert, kan rekenen op liefde en genade.
Jakobus  5  : 16  t/m 18
Beken elkaar uw zonden en bid voor elkaar, dan zult u genezen. Want het gebed van een rechtvaardige is krachtig en mist zijn uitwerking niet.

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009