God geeft je
de kracht en legt de woorden in je mond
Inleiding
Op 31 oktober, bijna 500 jaar geleden, in
1517 spijkerde Maarten Luther zijn 95 stellingen op de slotkapel van het stadje
Wittenberg. Hij diende zo een aanklacht in tegen de kerk, tegen de
godsdienstige leiders, tegen de Paus. De Rooms Katholieke kerk had in die dagen
van het geloof een eng systeem gemaakt:
- je goede werken werden de basis van je
redding,
- je moest via de kerk gered worden,
- je moest bidden voor de zielen van
overledenen die branden in het vagevuur,
of ze misschien ooit de hemel mochten bereiken
en maar hopen dat ze ooit daar terecht kwamen.
-voor de zekerheid kon je nog aflaten kopen
om je tijd in het vagevuur te bekorten. Bovendien kon de Paus van dat geld
verder bouwen aan de grote Sint Pieter kerk.
Luther had geluisterd naar het woord van
God. Hij durfde voor dat woord van God uit te komen, ook toen dat hem op
moeiten kwam te staan. Hij werd vogelvrij verklaard. Hij moest verschijnen voor
de keizer. Hij stond er, want hij kon niet anders! Met gevaar voor eigen leven
heeft hij Gods Woord door willen doorgeven. Hoe machtig zijn tegenstander ook
was, hoeveel geld en invloed ze ook ter beschikking hadden: Hij wilde spreken
over wat de echt boodschap van de Bijbel was. Alleen Gods Woord! Alleen door
geloof in Christus gered.
Hoe kom jij uit voor je
geloof?
Wat leven we in een andere tijd dan Luther!
Maar: Hoe kom jij uit voor je geloof?
Durf je tegen de stroom in te gaan als God
dat van je vraagt? Want hoe makkelijk kun je je mee laten nemen door de sfeer
van deze tijd. Een tijd waarin je wel iets mag geloven, maar dat voor jezelf
moet houden en waarbij je anderen moet tolereren en zeker niet de maat moet
nemen.
Een tijd waarin voor veel mensen
allesbepalend is of je je er goed bij voelt. Dan komt de vraag op, durf je als
christen, als ambtsdrager, als predikant voor Gods Woord te gaan? Ook als dat
misschien afkeurende of meewarige reacties oplevert. Als het je je baan
kan kosten. Als het goede verhoudingen misschien op scherp zet. Waar haal je de
kracht en de woorden vandaan om op een goede manier voor God op te komen?
God geeft je de kracht en legt de woorden
in je mond!
1. Hij wil je de kracht geven
2. Hij spreekt van oordeel en genade
Jeremia
Jeremia is een jongeman als hij tot profeet
wordt geroepen. Hij is waarschijnlijk rond de 16. Koning Josia heeft een grote
reformatie doorgevoerd in het tweestammenrijk, Juda en Benjamin, maar als je
het boek Jeremia leest dan zie je dat daar niet veel van is blijven hangen.
Jeremia vindt het heel moeilijk dat God
naar hem toe komt. Hij is angstig: moet ik dat woord van God gaan brengen? Ik
ben nog zo jong! Bovendien is hij bang. Hoe zullen de mensen reageren. Door
Gods woord te vertellen loopt hij zelfs gevaar voor zijn eigen leven. Je leest
bijvoorbeeld in hoofdstuk 26 dat ze hem willen doden om zijn woorden!
Jeremia is niet de enige die er tegenop
ziet op profeet te zijn. Ook Mozes zei al dat hij niet makkelijk kon praten.
Ook Jesaja en Ezechiël moesten door de HEER geholpen worden om echt Gods woord
te gaan brengen.
Vind je het ook wel eens
moeilijk om voor God uit te komen?
Dat je achteraf denkt, nu had ik wat kunnen
zeggen, maar op het moment zelf niet de gelegenheid benut. Dat je aarzeling
voelt in de ontmoeting met je collega’s of buren, binnen je familie of gezin,
als ambtsdrager. Aarzeling vanwege jezelf: zal ik het wel goed kunnen zeggen?
Zoals Jeremia dacht: ik ben te jong. Ik heb nog niet veel gezag en veel
spreekervaring, naar mij zullen ze vast niet luisteren. Maar het kan ook aarzeling
vanwege de ander zijn: wat zou die ander ervan vinden als ik wat van zijn
vloeken zeg? Wat zal mijn baas zeggen als ik op zondag niet wil werken? Zullen
ze me geen zieltjeswinner vinden als ik vertel wat het voor mij betekent dat
Christus mij liefheeft? Hoor ik er nog wel bij als ze weten dat ik belijdend
christen ben?
Bij Jeremia zie je dat God in zijn
aarzeling naar hem toe komt. God wijst allereerst erop dat Jeremia zijn
zekerheid bij zichzelf hoeft te zoeken en ook niet bang hoeft te zijn of ze wel
zullen luisteren. Jeremia komt niet met zichzelf. God is het die hem al kende
in de moederschoot. Zoals Hij ons allemaal gevormd heeft, in dat vormeloze
begin.
God koos hem toen al uit. Zoals wij niet
zelf voor God kiezen, maar God ons uitgekozen heeft om zijn kinderen te zijn.
Je mag leven vanuit wat Hij geeft en vanuit zijn eerste liefde.
Jeremia was in de moederschoot als
aangewezen als profeet. God zette hem apart en heiligde hem voor die taak. Dat
mag rust geven. Zoals Paulus in Gal 1:15 ook aangeeft dat hij niet uit zichzelf
komt, maar dat God hem al in de moederschoot geroepen heeft om apostel te zijn.
God zegt: Ik ga met je mee. Ik ben bij je.
Elk moment. Zoals later Jezus ook tegen zijn leerlingen zegt: Ga, maak de
volken tot mijn leerlingen, en … ik ben bij je, alle dagen.
Als je wat moet zeggen, als
je iets wilt vertellen
Denk er maar aan dat God bij je is, dat
Jezus naast je staat en je de kracht wil geven om te zeggen wat je wil zeggen.
God heeft toch belooft: Ik zal je door mijn Geest de woorden in de mond geven.
Dus maak je niet van te voren ongerust over wat je zult zeggen: ik help je.
En dan laat God het ook zien! … Gods hand
komt naar Jeremia toe …
God zelf strekt zijn machtige hand uit naar
de mond van Jeremia.
Hij raakt de lippen van Jeremia aan. Hoe is
het mogelijk!? Dat Jeremia dat kan verdragen, als zondig mens aangeraakt worden
door de heilige God! Toch kan hij het. God raakt hem aan: hij zet hem zo apart,
hij geeft hem zo de kracht, maar vooral, (en zo staat het ook in de tekst),
wil Hij zelf zijn woorden in Jeremia’s mond leggen. Jeremia komt niet vanuit
zichzelf, maar ook niet met zijn eigen woorden. Hij komt met het woord van God!
Dat mag Hij door geven en daarom hoeft hij niet onzeker te zijn.
Op eenzelfde manier lezen we dat Jesaja’s
mond aangeraakt is door een kooltje van het altaar van God. Daar ging het
vooral om reiniging van zijn mond. Dat gebeurt hier ook wel, maar het lijkt
hier meer op wat er bij Ezechiël gebeurd: Ezechiël moet een boek opeten. God
geeft letterlijk de woorden in de mond van Ezechiël. Zo belooft God hier door
Jeremia’s lippen waarmee hij zal profeteren aan te raken, dat Hij de woorden in
zijn mond zal leggen!
Wat een bemoediging mag dat voor ons zijn.
God wil je helpen om te spreken.
Als je woorden spreekt die misschien tegen
de tijdgeest, de cultuur of andere opvattingen ingaan, dan hoeven dat niet je
eigen woorden te zijn, maar dan mag je Gods woorden spreken.
Tegelijk is dat dan ook een hele
verantwoordelijkheid. Als je spreekt laten je woorden dan ook zo zijn dat Gods
woorden daarin herkenbaar zijn. Dat zegt Petrus ook in 1 Petr 4.
Soms kunnen mensen hele grote woorden
spreken, en misschien de naam van God noemen, maar is het maar de vraag of het
echt gaat om Gods wil. Soms als het gaat over tradities, gewoontes, kritiek of
vragen bij hoe het gaat in de kerk. Als mensen hun oordeel klaar hebben over
anderen. Dingen veranderen altijd en dat hoeft niet per se goed of fout te
zijn. Ook dominees zullen op moeten passen niet met eigen stokpaardjes of
ideeën de preekstoel op te gaan.
God wil dat zijn eigen woorden herkenbaar
zijn in de manier waarop we praten.
Dat begint dus met vertrouwd raken met die
woorden. Ze lezen, bestuderen, bemediteren.
Steeds meer één worden met het woord van
God. Dat woord dat ze zullen laten staan!
Dat woord mag klinken in al zijn scherpte
als het gaat over de vraag of God op de eerste plaats in je leven staat! Of je de
Bijbel wel van A tot Z aanneemt als Gods woord! Wanneer de schepping
door God of de opstanding van Christus verdedigd wordt.
Maar vooral als het evangelie klinkt: ‘Alzo
lief had God de wereld, dat Hij zijn eigen zoon gaf, zodat wie in hem gelooft
niet verloren gaat maar eeuwig leven heeft!’.
Verwachten we het alleen van
Gods genade?
De vraag is of we het echt alleen van Gods
genade verwachten in ons leven, of dat we misschien toch denken zelf genoeg
voor God te kunnen presteren. Dan worden we ook mild in de omgang met elkaar en
roddelen we niet over elkaars gebreken en zonden, zetten elkaar niet in de
hoek: maar vragen alleen wil hij, wil zij, wil ik echt met lege handen bij God
komen en leven van zijn genade. Geloof ik dat Christus Jezus ook voor mij
gestorven en opgestaan is?
Jezus spreekt van oordeel en
genade
Wat is de boodschap die Jeremia moet
brengen? God gebruikt zes werkwoorden om aan te geven wat het effect van
Jeremia’s woorden zal zijn. En dan wordt duidelijk dat Jeremia vooral het
oordeel zal moeten verkondigen. Dat hij het volk op moet roepen tot
boetedoening. Vier werkwoorden gaan over het afbreken en uitrukken. Daarmee
sluit God aan bij de bouw van een huis en bij de landbouw.
Als je een compleet nieuw huis neer gaat
zetten, in plaats van een bouwval, dan breek je eerst het oude huis af. Dan
verwijder je dat volkomen en dan pas kun je weer opbouwen.
Als je een akker wil gaan inzaaien, dan ruk
je eerst de oude planten eruit en zorg je dat er het onkruid er niet meer
groeit, dan kun je gaan planten. Zo zal Jeremia vooral Gods harde oordeel
moeten verkondigen.
Pas vanaf hoofdstuk 30 mag hij profeteren,
namens God: “Er komt een nieuwe begin. Een begin dat maar niet een kleine
aanpassing zal zijn van het oude verbond. Nee God zal een compleet nieuw begin
maken: helemaal anders het huis opbouwen. Een nieuw verbond zal hij geven. Hij
zal straks zijn eigen zoon gaan zenden.
God legt dat uit aan de hand
van twee beelden
Wat zie je? Vraag de HEER aan Jeremia,
Jeremia ziet een amandeltwijg. De amandelboom had hele mooie roze en witte
bloesems in het voorjaar. Maar is dat zo bijzonder? Het bijzondere van die amandeltwijg
is dat hij al heel vroeg kan bloeien. In februari, en soms wel in januari. Als
alles nog koud en doods is, laat deze tak zien dat de lente eraan komt. Wat
past dit schitterend bij die mooie hoofdstukken in Jeremia dat God ook met dit
zondige volk een nieuw begin zal maken!
Een begin dat niet alleen voor Israël, maar
voor alle volken zal gelden. Er zal een twijgje voortkomen uit de stam van
Isaï, had Jesaja al gezegd. God zegt ook: ik waak erover dat mijn woord uit zal
komen. Ik maak een nieuw begin!
Soms kun je wel eens twijfelen aan de
woorden van God. Spreek ik niet te grote woorden als ik spreek over redding
door Jezus Christus? Is het wel echt waar dat God mij zal helpen? Wat kun je
soms aangevochten worden! Zeker als je maar weinig ziet en ervaart van Gods
aanwezigheid.
Ja God belooft veel, de dominee zegt het
mooi, God zal bij mij zijn en mij kracht geven … maar wat zie ik ervan? Wat
ervaar ik van Gods steun? En waarom moet ik nu juist zo’n moeilijke weg gaan?
Wat had Jeremia ook veel aarzeling. Veel moeite. Hoe kon hij dit nu aan
Gods volk vertellen van wie het hard al zo verhard en afgestompt was voor Gods
boodschap? Maar hij mocht dat takje zien. Midden in de winter: Een klein teken.
Maar God waakt over zijn woord om dat te doen. Het zal lente worden! Hij maakt
een nieuw begin!
Dan ziet Jeremia nog een ander beeld. Wat
zie je? Vraag de Heer. Ik zie een gloeiend hete pot, die overhelt vanuit het
noorden. Wat een eng beeld! Wie weleens te maken heeft gehad met brandwonden
door gloeiend hete vloeistof, zal de schrik om het hart slaan. Een pan die
bijna omvalt! Wat eng, wat gebeurt er? En toch is dat wat Jeremia ziet. Hij moet
het wel doorgeven aan het volk. God zal vanuit het noorden komen met zijn
oordeel. Zoals de troepen van Assur honderd jaar geleden het tienstammenrijk
plunderden en wegvoerden, zal God nu het tweestammenrijk straffen door de
troepen van Babel, van Nebukadnessar. Egypte zal hen tot geen enkele steun
kunnen zijn! De troepen zullen in de poorten, bij de muren, in alle steden van
Juda komen zo zullen ze gestraft worden!
Waarom straft God het
tweestammenrijk?
God had gezegd: ik ben altijd bij je, maar
zij hadden God verlaten!
God had gezegd: offer alleen voor mij, maar zij leefden voor zoveel andere
dingen. Ze toonden geen toewijding aan God.
God had gezegd: Dien allen mij, maar zij
hadden zich gebogen voor stukken steen en stukken hout, die door mensen in de
vorm van goden gemaakt waren.
Daarom zal God hen straffen.
Zo ziet God ook in jouw hart. Hij weet voor
wie en wat je leeft. Hij ziet je zonden!
Hij weet hoe makkelijk wij ons kunnen laten
leiden door volledige liefde voor geld, voor macht of seks en ons door onze
eigen passies kunnen laten bedriegen.
God zal de zonden niet onbestraft laten.
Hij wil het kwaad tot in de wortel uitroeien. Die boodschap moet Jeremia het
volk brengen, voordat hij mag spreken van Gods genade.
Wat is het goed om te weten
dat er later nog een profeet gekomen is
De ware profeet, Jezus Christus. Hij is het
die Gods plan en wil helemaal bekend heeft gemaakt.
Hij is het die als profeet niet geliefd
was, die moest vrezen voor zijn eigen leven.
God had zijn knechten gestuurd, tenslotte
zond hij zijn Zoon. Die moest dat met zijn eigen leven bekopen. Het volk wilde
hem niet. Maar door de dood van deze profeet, maakte God een nieuwe weg. Hij
droeg onze zonden en heeft ons zo gered.
Hoe reageren wij op Jezus
aanbod van liefde?
De vraag is: hoe reageren wij op Hem? Op de
profeet, de Zoon van God?
Wijs je hem af? Of neem je hem aan?
Probeer je zelf je leven te maken? Of
beleid je je zonden en vraag je of God je wil redden?
Ben je vol van het leven hier en nu, van
geld, macht en seks, of van welke namaakgod dan ook? Vergeet niet de gloeiend
hete pot, maar weet tegelijk dat je mag leven van het nieuwe verbond, puur van
genade, zoals Luther dat al benadrukte!
Wordt dan vol Jezus Christus: en ga je in
zijn naam op weg om zijn goede nieuws verder te vertellen.
Ds. Dick Dreschler, GKV Heemse
Bron : http://dickdreschler.wordpress.com/2010/10/28/jeremia-1-god-geeft-je-de-kracht-en-legt-de-woorden-in-je-mond/