Wie diaken wil zijn, moet
discipel worden
Hoe nodig de toerusting van diakenen is,
kan ik met één simpel voorbeeld illustreren. In mijn eerste gemeente hadden we
een eerlijke broeder. Daarmee zeg ik niks over mijn huidige gemeente en ook niet dat er in die eerste
gemeente niet meer eerlijke broeders waren. Maar deze eerlijke broeder was
gekozen als diaken. En na de verkiezing, hoe gaat dat, kwam iedereen een handje
geven. De een zegt dan “gefeliciteerd!”, de ander zegt “Gods zegen gewenst!” en
toen was het achter de rug. Maar de dag daarna kwam hij naar mij toe en zei:
“Luister eens, wat doet een diaken eigenlijk? Ik weet dat een diaken met het
zakje loopt, maar eerlijk gezegd, meer weet ik er niet van. Wat doet een diaken
eigenlijk?” Ik denk dat iets van wat ik hier vertel voor velen, die destijds voor het eerst
als diaken gekozen zijn, toch herkenbaar zal zijn. Eigenlijk is het vreemd, dat
je als gemeente mensen roept voor een bepaalde taak, terwijl het tamelijk
onduidelijk is wat die taak inhoudt. Voor een deel hangt dat samen met de aard
van het diaconale werk. Veel daarvan moet in het verborgene geschieden en
daarom is het logisch dat niet iedereen daarvan weet. Daar word je pas van op
de hoogte gesteld wanneer je in dat ambt gekozen bent.
Bijbels fundament
Toch moeten diakenen ook
niet zonder meer het platgetreden pad van hun voorgangers betreden. Toerusting
en bezinning is erg nodig. Me dunkt, dat we daarbij eerst de vraag zullen
stellen: wat leer ik erover vanuit de Bijbel? Als u dat wel eens hebt
nagekeken, dan zult u merken dat de naam `diakenen’ in de Bijbel maar op twee
plaatsen voorkomt en dat je daar eigenlijk nog minder uit leert dan die
eerlijke broeder uit mijn eerste gemeente. Omdat er zelfs niks staat over dat
`met een zakje lopen’.
In de eerste plaats komt het woord `diaken’ voor op de enveloppe van Paulus’
brief aan de Filippenzen. Die brief is immers geschreven “aan de heiligen van
Christus Jezus die te Filippi zijn tezamen met hun opzieners en diakenen” (Fil.
1:1). Wat deze mensen deden staat er niet bij.
En verder komt het woord voor in de instructie aan Timotheüs. Timotheüs was een
helper van Paulus, die te horen kreeg: als je diakenen roept, denk erom, dat
het waardige mensen moeten zijn. Niet op winstbejag uit en met een fatsoenlijk
gezin, zo vat ik I Tim. 3:8-10 even samen. En dat is alles wat wij in onze
Bijbel over het woord `diaken’ vinden.
Piramide op z’n kop
Ja wat doe je dan?
Misschien zijn we wel even teleurgesteld. De eerste oplossing is nu, dat je die
twee teksten onder een vergrootglas legt en daarna onder een microscoop om er
toch nog iets van te maken. Dat vindt u in veel publikaties. Dan ga je er
bijvoorbeeld een beschouwing aan wijden dat deze mensen toch maar in één adem
met de opzieners worden genoemd. Dus dat ze daar waarschijnlijk toch bijhoren.
En dan zeg je: dat er zo weinig over diakenen staat, betekent natuurlijk dat ze
zó bekend waren in die tijd, dat er niet zo veel over geschreven hoefde te
worden. Je kunt die twee teksten dan nog in het perspectief van de
heilsgeschiedenis plaatsen. En zo kun je dan bewijzen, dat diakenen toch een
eigen en gelijkwaardig ambt vervullen naast de ouderlingen.
Maar ik vind eigenlijk dat het zo gaat
lijken op een piramide die op zijn kop staat. Het hele diaconaat, rustend op de
smalle basis van deze twee teksten. Zo’n piramide op zijn kop staat eerlijk
gezegd niet zo stevig. Dus die weg zou ik niet op willen.
De tweede mogelijkheid, en die bepleit ik, is dat we de vraag over het ambt
even uitstellen en nu eerst maar eens luisteren naar wat Gods woord wèl zegt
over diaconaal werk en over de bedoelingen van onze Heiland daarmee. Als we dat
doen, dan vinden we iets frappants: Jezus heeft persoonlijk het diaken-zijn
geïntroduceerd in de kring van zijn discipelen en Hij heeft persoonlijk les
gegeven in diaconaat.
Enige toelichting hierbij: hoewel u in onze vertaling maar op twee plaatsen het
woord diaken vindt, komt het Griekse woord voor diaken en dat is diakonos veel
vaker voor, met name in de mond van de Here Jezus. Alleen is het dan vertaald
met `dienaar’ en dat is ook correct. Het is één van de Griekse woorden voor een
dienaar.
Door Jezus geïntroduceerd
En toch zeg ik: Jezus
heeft dit begrip diaken zelf geïntroduceerd in de kring van zijn discipelen. In
de Griekse vertaling van het Oude Testament kwam het hele woord diakonos niet
voor. En wat belangrijker is: nergens in de wereld van die dagen gold dat woord
dienaar, diakonos, als iets moois waar je naar zou moeten streven. Iets wat van
waarde is en wat je in de dienst van de Here een plaats zou willen geven. In de
Griekse wereld van die dagen werd integendeel een diakonos als minderwaardig
beschouwd en het werkwoord diakonein, dienen, gold als een verachtelijke vorm
van slavenwerk. Een beetje Griek zag het eerder als zijn hoogste doel om
zichzelf te ontplooien. Ach, het was niet zo héél anders dan vandaag.
Zelfontplooiing, als het hoogste wat er is. In elk geval zou een Griekse man
zich niet lenen voor `dienen’. Dat was werk voor vrouwen of voor slaven, men
keek daar op neer.
Maar daar tegenover bepleit de Here Jezus
nu keer op keer een omkeer, een verandering van denken. Meermalen staat van
Jezus een woord in deze zin opgetekend: “Wie onder u groot wil worden zal uw
diaken zijn.” (Voor de duidelijkheid laat ik het woord diaken nu maar
onvertaald). Tegen de moeder van de zonen van Zebedeüs, zei Jezus: “de
regeerders der volken voeren heerschappij over hen. Zo is het onder u niet,
maar wie onder u groot wil worden zal uw diaken zijn” (Mat. 20:26). En als de
Here Jezus de mensen waarschuwt tegen hoogmoed, zegt Hij: “Laat u ook geen
leidslieden noemen, want één is uw Leidsman, de Christus. Maar wie de grootste
onder u is zal uw diaken zijn” (Mat. 23:11). Onderweg naar Kapernaüm hadden de
discipelen gesproken over de belangrijke kwestie, wie van hen wel de meeste is.
De Here Jezus zegt dan: “Indien iemand onder u de eerste wil zijn, die zal de allerlaatste
zijn en aller diaken”. Ten slotte, toen Jezus gezeten was aan de
avondmaalstafel en de discipelen streden om de ereplaats, toen zei Hij: “De
eerste onder u worde als de jongste en de leider als de diaken. Want wie is de
eerste: die aanligt of die dient? Is het niet, die aanligt? Maar Ik ben in uw
midden als diaken, als dienaar” (Luk. 22:26v).
Voelt u wat een geweldig gewicht deze
woorden hier hebben? Eigenlijk vindt u hierin een argument voor de veel
verguisde regel, dat iemand beter eerst diaken kan worden om daarvan te leren,
zodat hij later ouderling zal worden. De gedachte dat het ambt van ouderling
een treetje hoger zou zijn dan dat van diaken is natuurlijk mis. Maar de Here
Jezus zegt hier wel dat het voor leiders eigenlijk onontbeerlijk is dat ze
eerst geleerd hebben om diaken te zijn. Om te dienen.
Petrus’ voeten
Zo zagen we, hoe Jezus de
discipelen zèlf het begrip dienen inprentte. Maar je kunt ook zeggen, dat Jezus
hen persoonlijk les gegeven heeft in het diaconaat. Dat gebeurde eveneens aan
een maaltijd, beschreven in Johannes 13, de geschiedenis van de voetwassing.
Dat is een les in diaconaat, gegeven door Jezus Christus zelf. We lezen, dat
Jezus zichzelf een schort omdeed en dat Hij de voeten van de discipelen begon
te wassen. Toen kwam Hij bij Petrus. De Petrus, die van het lijden van Christus
al niks wilde weten en die daarom ook van zijn vernedering niet wilde horen.
“Here, Gij zult mijn voeten niet wassen in eeuwigheid!” En dan zegt Jezus iets
heel vreemds: “Indien Ik u niet de voeten was, hebt gij geen deel aan Mij”. Zo
zwaar ligt dat. De Here Jezus zegt niet dat Petrus er anders niet helemaal bij
hoort, maar Hij zegt heel radicaal: “dan heb je geen deel aan Mij”. Dat
betekent dat Petrus, wil hij werkelijk een discipel zijn en delen in het heil,
dat hij dan persoonlijk die ervaring nodig heeft dat zijn voeten gewassen
worden door Jezus. Dat Gods Zoon zich ook voor hem vernederd heeft. Hij zal
persoonlijk de ervaring moeten kennen van de ontferming van Christus voordat
hij deel zal hebben aan Christus en voordat hij later de taak zou kunnen
vervullen waar zijn Meester hem toe zou roepen.
Aan deze geschiedenis vooral ontleen ik de
hoofdlijn voor de toerusting van een diaken. Namelijk: wie diaken wil zijn,
moet discipel worden. U kunt uw werk als diakenen niet doen, als u persoonlijk
niet doordrongen bent van de genade Gods in Jezus Christus. Petrus kon geen
deel hebben aan Jezus als hij zich de voeten niet liet wassen. Als hij niet zou
ondervinden wat het offer van Christus betekent. Als u geen deel krijgt aan
Christus door persoonlijk te ervaren wat het offer van Christus voor u en uw
zonden betekent, dan zult u geen diaken kunnen zijn. Maar als u deel hebt aan
Hem, dan kunt u Hem navolgen als een discipel en dan kunt u delen in zijn liefde
en dan kunt u er ook van uitdelen.
Dìt lijkt me heel belangrijk: de oorsprong
van alle diaconaat is aan de voeten van Christus. Het fundament dat al het
diaconaal werk draagt is de zelfopoffering van Hem die de diaken bij uitstek
is, Jezus Christus. Dit fundament voor het diaconaat is heel wat steviger dan
de enveloppe van de brief aan de Filippenzen.
Diaconaat komt vanzelf
Toegegeven, we hebben het nu nog steeds over de Diaken met een hoofdletter.
Heus, we komen vanzelf bij de diaken met een kleine letter. Maar eigenlijk zit
daar nog een stap tussen. Tussen het werk van Christus en het werk van de
diakenen bevindt zich nog de diaconale gemeente. De plaats waar Gods kinderen
samen komen en waar het diaconaat vanzelf begint. Daarom is mijn volgende stelling:
Waar christenen zijn daar komt vanzelf diaconie. Dat kan niet missen.
Ik ga daar nu niet uitvoerig op in, maar het is wel een onmisbaar deel van mijn
verhaal. Ik verwijs daarom naar de brochure die ik daar eerder over schreef.
Dit moeten we in elk geval weten: het diaconaat is niet begonnen met diakenen,
het begon met Christus en via Hem met de gemeente. Als u gekozen bent als
diaken moet u weten: het diaconaat was er al voordat u gekozen werd. Daarom
hoeft u het niet op uw schouders te nemen. Sterker nog: voordat er maar één
diaken was gekozen, was het diaconale werk er al. We lezen het in Handelingen
2: het allereerste wat er in de nieuwe gemeente gebeurde was, dat er diaconaat
ontstond. “Allen, die tot het geloof gekomen en bijeen vergaderd waren, hadden
alles gemeenschappelijk; en telkens waren er die hun bezittingen en have
verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden” (Hand.
2:44v). Heus, het kan niet anders. Waar mensen geraakt zijn door Christus’
ontferming, daar ontfermen ze zich over elkaar en wie er op hun weg komen. Zij
brachten eten mee voor wie het nodig had en zij “braken het brood aan huis en
gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten” (Hand. 2:46).
Daarom mag u met recht zeggen: de diaconie
in de gemeente is begonnen aan de avondmaalstafel. Het avondmaal was toen nog
een echte maaltijd en dan namen de mensen goed te eten mee voor wie het minder
hadden. Dat was er al voordat de eerste diaken was gesignaleerd en nog altijd
is de kern van het diaconaat, dat gemeenteleden elkaar dienen met alle
genadegaven die hun verleend zijn.
Respecteer en corrigeer
Voor de toerusting van
diakenen betekent dit: acht toch zeer hoog het diaconale werk dat er al was
voordat u werd gekozen. Eer het, respecteer het, stimuleer het en corrigeer
het. In alle eenvoud is dit nu de praktijk van het ambt van diaken. Respecteren
van het diaconale werk dat al geschiedt, en verder dit werk stimuleren en
corrigeren vanuit de roeping die Christus door de gemeente op ons deed afkomen.
Want zo is het: de gemeente heeft mensen
nodig voor de dienst van het dienen en deze mensen heten dan ook met recht
diakenen, dienaars die door de gemeente geroepen zijn. Zulke ambtsdragers
blijken nodig te zijn. Want terwijl de eerste zegen in de gemeente de zegen van
het diaconaat was, moeten we erbij zeggen dat de eerste ruzie in de kerk ook
over de diaconie ging. U weet wel, over die Grieks sprekende weduwen die bij de
dagelijkse dienst werden overgeslagen. Die nooit gevraagd werden om mee te
helpen in de dagelijkse dienst, omdat men in Jeruzalem als vanzelf alleen de
weduwen uit eigen kring vroeg, die Hebreeuws spraken. Zo kwamen er scheve
gezichten in de gemeente. Vandaar dat de apostelen het goed oordeelden, dat
naast de dienst van het woord ook de dagelijkse dienst kwam. Dat is de dienst
van het dienen, het diaconaat.
En zo is het nu gekomen in de gemeente van
Christus, dat de dienst van het woord en de dienst van het diaconaat naast
elkaar voorkomen. Beiden komen zij van Christus vandaan. En beiden zijn ze
onmisbaar in de gemeente die Hij samenroept. Hoe je dat roepen van diakenen dan
invult, daarin laat het Nieuwe Testament ons volkomen vrij. Dat mogen wij doen
naar de nood van de tijd het van ons vraagt. Wij zeggen in ons Akkoord van
Kerkelijk Samenleven, dat de diakenen één van de drie ambten vervullen en dat
er tussen hen geen onderscheid in rangorde is. Zo kun je dat afspreken, al moet
je niet proberen om dat dwingend uit de Bijbel af te leiden. Als u boven alle
dingen uit maar verstaat dat de taak van diakenen is het ondersteunen en het
stimuleren van die vitale functie van de gemeente: de dienst van het dienen.
Ingewerkt door anderen
En hoe gaat dat dan in de praktijk als je geroepen bent als diaken en je moet
worden toegerust? In het algemeen zullen de nieuw benoemde diakenen wel worden
ingewerkt door de ambtsdragers die deze taak al langer vervullen. Dat is een
goede zaak, zeker waar het vertrouwelijke kwesties betreft. Toch bepleit ik dat
van tijd tot tijd, bijv. jaarlijks, ook op de kerkeraad als geheel uitvoerig,
en niet in een rondvraag, de kijk op het diaconaat besproken wordt. In de
eerste plaats kan ons dat beschermen tegen vastroesten in bestaande gewoontes.
Als toerusting niets anders is dan dat de oudere mensen zeggen hoe het altijd
geweest is, dan kun je vastroesten. En in de tweede plaats: als diaconaat geen
kerkeraadsbeleid is, dan krijg je zo gemakkelijk dat je gaat denken vanuit de
diakenen en de geijkte patronen, in plaats van vanuit de roeping door Christus
en de gemeente.
Verder zal toerusting voor een diaken
vooral betekenen dat je moet leren om oog en oor en hart te krijgen voor de
concrete noden die er in de gemeente zijn. Daarvoor is onontbeerlijk dat je
veel en geregeld contact hebt met gemeenteleden. Dat kan via geregelde huisbezoeken;
het kan ook meer informeel, bijv. door contacten bij de kerk. Hoe dan ook, oog
en oor en hart hebben voor de noden in de gemeente is een onmisbare vereiste.
Denken vanuit de nood
Ik eindig met vier
concrete punten. In de eerste plaats: leer te denken vanuit de nood die er is
en niet vanuit de middelen die je hebt. Daarin kan de diaconie rijker zijn dan
welke specialistische zorg ook. U mag nooit in uw achterhoofd hebben: “ik heb
een bepaald budget aan geld en ik heb nog een gewoonte om bloemen te brengen en
dan maar eens kijken of ik daar wat mee kan in de gemeente”. Wat krijg je dan
bijvoorbeeld? Dan kom je ergens waar de huishouding totaal in de knoei zit
omdat de mensen het verkeerd aangepakt hebben en dan bespreek je de zaak en dan
zeg je: “Toch hadden ze geen geld tekort, dus er is geen reden om diaconale
middelen beschikbaar te stellen”. Dat is dan wel waar, maar die nood blijft
gewoon bestaan… Die mensen hadden een ander soort hulp nodig. Misschien een
duwtje om aan het werk te gaan. Misschien wat hulp en aanwijzingen hoe ze het
aan moeten pakken. Een ander soort middelen dan u toevallig op zak had. Ik weet
van een gemeente, waar de diakenen een tijd lang als begrafenisondernemers
hebben opgetreden, omdat het anders bij de plaatselijke begrafenisondernemer
een vertoning werd waar je maar beter niet aan kon denken. Hoe dan ook, leer te
denken vanuit de nood en niet vanuit het arsenaal dat u toevallig al in huis
hebt.
Tijd is geld
Punt twee. In onze
samenleving is tijd eigenlijk nog kostbaarder geworden dan geld. Misschien dat
de weduwen van vandaag wel geld krijgen, maar niemand heeft tijd voor ze.
Iedereen heeft het te druk. Het kon wel eens zijn, dat dit een van de noden is
waar diaconaal in moet worden voorzien. Heel wat bezoeken die ouderlingen
brengen, waaronder de predikant, zijn naar hun aard eerder diaconaal van aard
dan pastoraal. Omdat niet zozeer de bediening van het Woord of de tucht nodig
is, maar eerder hulp bij eenzaamheid. Laten diakenen oog hebben voor deze
noden.
Dubbel nuttig werk
Punt drie. Zeker in dit soort situaties van
eenzaamheid moet u niet denken, dat u al die taken nu op uw eigen schouders
moet nemen als diaken. Want dan kon u met recht zeggen: ja, maar waar haal ìk
de tijd dan vandaan? Maar u bent geroepen ten dienste van het diaconaat in de
gemeente. U bent geroepen om juist die gemeente toe te rusten tot haar
diaconale taak. Het allermooiste is, als u mensen weet te activeren en te
motiveren om in deze nood van eenzaamheid te voorzien. Schitterend vind ik in
dat opzicht wat je in het Nieuwe Testament zelf aantreft. Waar de weduwen
weliswaar het eerste voorwerp van diaconale zorg zijn, maar gaandeweg merk je
dat deze zelfde weduwen nu juist gemaakt zijn tot de voornaamste diaconale
werkers. Dat is een prachtige omkering, daar is dubbel mee geholpen. Want als u
iemand uit de nood helpt, hebt u iets nuttigs gedaan. Maar als u iemand hebt
gestimuleerd om de ander te gaan helpen, dan hebt u dubbel nuttig werk gedaan.
De verre naaste
Tenslotte nog een
eenvoudig punt. Wij leven in een grote, brede, ruime wereld en daarom komt ook
heel duidelijk op ieder van ons de vraag af: hoe ver reikt het diaconaat? Hoe
zit het met de dienst die wij te verrichten hebben aan de verre naaste? Het
zijn in de eerste plaats de gemeenteleden zelf, die hier een taak in hebben.
Maar ik zie wel eens in de praktijk dat wij als gewone gemeenteleden
overstroomd worden met wel honderd goede doelen, maar je ziet door de bomen het
bos niet meer. Ik zou het wel zinvol vinden, wanneer ook in dit opzicht de diakenen
de gemeente zouden kunnen toerusten. Door hen met raad en daad terzijde te
staan in een gemotiveerd advies langs welke kanalen wij als gemeenteleden onze
dienst aan de verre naaste het best kunnen vervullen. Zo’n bijdrage kan
onderdeel zijn van de dienst van diakenen: de gemeente toe te rusten in de
dienstbaarheid die we van Christus geleerd hebben.
W. Smouter
Opbouw, sept 1989
Bron : http://www.smouter.net/docs/wie-diaken-wil-zijn-moet-discipel-worden.htm