hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Mening (Vrijheid van meningsuiting)

Categorie
Maatschappelijke vraagstukken

Toelichting

Vrijheid van meningsuiting

Alles zeggen?

Rond het begin van de zomervakantie werd Wilders vrijgesproken na de aanklacht dat hij zich schuldig zou hebben gemaakt aan groepsbelediging en het aanzetten tot haat of discriminatie jegens moslims. Belangrijk punt in deze vrijspraak was de overweging dat deze politicus zijn uitspraken gedaan had in het kader van de maatschappelijke discussie. 

Moet iemand alles kunnen zeggen wat hij wil? Is de vrijheid van meningsuiting onbeperkt, of is er een grens aan? En zo ja, wie zal dan die grens bepalen? Er bestaat in het Oudgrieks een lang en veelzeggend woord: athurogloossos. Dat betekent zoiets als: zonder deur (a-thuro) voor je tong (gloossos). Hiermee wordt bedoeld dat je ongebreideld kunt zeggen wat je denkt. Het is opmerkelijk dat dit woord in de Bijbel niet voorkomt.

In de Bijbel komt wel een ander woord voor: parresia. Dit wordt meestal vertaald met vrijmoedigheid. Het betekent ook: alles zeggen. Beter nog: alles mogen zeggen. Het stamt uit de politieke sfeer van de Griekse stad en betekent oorspronkelijk het recht van de vrije burger van een stad om in een volksvergadering zijn mening naar voren te brengen. Het is zijn recht van spreken, zijn vrijheid van meningsuiting. 

In de Bijbel wordt dit woord gebruikt buiten de sfeer van de Griekse politieke vergadering. De apostelen spreken bijvoorbeeld met vrijmoedigheid het Woord van God. Van Godswege mogen zij alles zeggen. En door de kracht van de Heilige Geest maken zij van dit spreekrecht gebruik.

Het moet evenwel duidelijk zijn dat parresia in de Bijbel niet de vrijheid geeft om te schimpen en kwaad te spreken. Deze constatering is bijzonder nuttig voor de hedendaagse opvatting over vrijheid van meningsuiting. Men mag niet alles zeggen wat men denkt of voelt. Het recht van spreken zal genormeerd moeten zijn door het spreken van God in zijn Woord. Om zo te zeggen: geen athurogloossos maar wel parresia.

Wie denkt niet aan de woorden van David in Psalm 39: 'Ik zal mijn wegen bewaren, dat ik niet zondige met mijn tong; ik zal mijn mond met een breidel bewaren...'

Oordeel

Meer dan eens wordt in Gods Woord gewezen op het gevaar om verkeerde woorden te spreken. Zo wordt door de apostel Jakobus met nadruk gezegd dat wij daders des woords moeten zijn. Hij merkt op dat iemand die in woorden niet struikelt een volmaakt man is.

De Heere Jezus verkondigt dat de mensen in de dag des oordeels rekenschap zullen afleggen van elk ijdel woord dat zij gesproken hebben. Aangrijpende gedachte! Niemand zal dan vanuit zichzelf volmaakt zijn en kunnen zeggen: ik ben niet in woorden gestruikeld.

Wonderlijk is Gods genade waar Petrus van getuigt. Was hij niet zelf in woorden gestruikeld, toen hij zijn Meester verloochende? Maar in zijn eerste zendbrief vermaant hij de gelovigen als nieuwgeboren kinderkens om alle kwaadheid, bedrog en achterklappingen af te leggen. Dat zijn eisen waar een oprecht christen aan dient te voldoen. Deze kwaliteit van spreken is trouwens nuttig en nodig in de hele maatschappij. Ook voor de camera's en de microfoons van de journalisten. Het gaat om goede woorden. Die komen van binnenuit. Daar is echt een nieuw hart voor nodig. Alleen zo kunnen we in het oordeel staande blijven

In de maatschappij

Wanneer de apostelen in het openbaar het Woord van God doorgeven, doen zij dat met recht van spreken. Zij willen zich ook in dat spreken door het Woord Gods laten normeren. En omdat God de Sprekende is, willen zij ook Zijn Woord openlijk uitdragen. En dat recht hebben zij. Misschien niet altijd als een maatschappelijk recht, maar wel als een goddelijk recht.

Ook in onze maatschappij kan dit door Gods Woord genormeerde spreken meer en meer spanningen (gaan) geven. Wilders mag dan vrijgesproken zijn, het openlijk spreken vanuit Gods Woord wordt door velen echter als een maatschappelijke zonde beschouwd. SGP-leider Van der Staaij schrijft in zijn boek Woord houden: 'De seculiere weerstand kan zo ver gaan, dat het als een zonde tegen de constitutionele orde wordt beschouwd om bijbelse argumenten aan te dragen.'

Al is er dan voor het gebruik van Bijbelse gedachten vaak geen begrip, de Heere Zelf moge nochtans het goede gebruik van Zijn woorden zegenen, zowel in de kerk als ook in het publieke debat. Het openlijk spreken vanuit Gods Woord wordt door velen als een maatschappelijke zonde beschouwd 

Bron : https://www.gezinsgids.nl/component/content/article/75-alles-zeggen 

Beperkte vrijheid van meningsuiting

De filosofische onderbouwing van de plicht om niet te kwetsen. Vrijheid van meningsuiting mag er nooit toe leiden, dat de Holocaust mag worden ontkend. De Bijbel kent geen recht op kwetsen, alleen een plicht om niet (onnodig) te kwetsen. En dat geldt voor alle partijen. Wij mogen niet kwetsen en anderen mogen ons niet kwetsen. (citaat Rabbijn mr. drs. R. Evers} 

Door de moderne communicatiemiddelen bereiken onze meningen ook andere culturen, die vaak diametraal tegengestelde opvattingen hebben over wat wel en niet kan. Hun ideeën bereiken via satellieten en andere wegen ook onze kust. Er is een onevenwichtige situatie ontstaan, die ook de Nederlandse rechtstaat direct raakt. Wij moeten maar alles over ons heen laten gaan – van de grofste bedreigingen tot de schunnigste cartoons – maar zodra andere partijen gekwetst zijn, stapt men niet naar de Europese rechter of het Internationale Gerechtshof maar grijpt men naar boycot en zwaardere dwangmaatregelen om gelijk te krijgen. Er ontstaat rechtsongelijkheid, waarbij de sterkeren of rijkeren via hun machtsmiddelen hun gelijk aan ons willen opleggen. Hier in het Westen werkt dit alleen averechts. 

Zeker als je eerst je hand in je eigen boezem moet steken. Dagelijks worden wij geconfronteerd  met de meest afzichtelijke cartoons en karikaturen van `de Jood’, die uitgemergelde Palestijnse kinderen slacht om hun bloed te gebruiken. Deze verschijnen in officiële en bekende kranten in het Midden-Oosten. Als je boter op je hoofd hebt, moet je geven en nemen, vind ik. Als je selectief alleen op je eigen rechten let, ben je verkeerd bezig. Staten in het Midden-Oosten stellen steevast niets tegen het virulente antisemitisme te kunnen doen vanwege de `persvrijheid’. Laten ze dan ook onze persvrijheid respecteren. 

Toch zijn er meer kanten aan de zaak. We vinden niets vervelender dan het gevoel beroddeld of bespot te worden. Alain de Botton beschrijft in zijn `Troost van de Filosofie’  dat dit akelige gevoel zo algemeen is, dat het ook bestaat tegenover dode objecten, zoals laden, die niet open willen gaan: ”De frustratie, die een levenloos voorwerp veroorzaakt, bestaat uit een gevoel, dat het geen respect voor je heeft. Eenzelfde soort acute pijn die teweeggebracht wordt door de indruk, dat anderen zich stiekem vrolijk maken om jouw persoon”.

Ik denk, dat de moslimwereld zeker reden heeft zich gekwetst te voelen. Artikel 29, lid 2 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bepaalt, dat de uitoefening van mensenrechten beperkt worden door wetten die het respect voor de rechten en vrijheden van derden beogen te beschermen. Erkenning van en respect voor andermans rechten en vrijheden moet iedereen, die rechten voor zichzelf opeist, altijd voor ogen staan. Dit leidende beginsel werd reeds in de Talmoed verwoord door Hilleel toen door een heiden gevraagd werd de hele Bijbel te onderwijzen, staande op één voet. Hilleel zei toen: “Wat gij niet wilt dat U geschiedt, doe dat ook een ander niet; dit is de essentie van de wet – de rest is toelichting” (Sjabbat 31a). Wetgeving is gericht op zelfbeperking. Zelfbeperking is uiteindelijk erkenning en respect voor de eigen rechten. 

Religie raakt het wezen van gelovigen. Godsdienst raakt de kern van de persoonlijkheid. Het wordt meestal met de paplepel ingegoten. Wie aan de godsdienst komt, weet dat hij een pandora aan emoties losmaakt. Als iemand beledigd wordt, bestaat er een sterke neiging te geloven, dat degene, die je beschimpt dat opzettelijk gedaan heeft. Dat hier in het Westen nogal lauwtjes wordt gereageerd op blasfemie en andere religieuze karikaturen is een gevolg van gewenning. We zijn nu eenmaal gewend, dat anderen er andere meningen op na houden. Als het ons te gortig wordt, stappen we naar de rechter en vragen om sancties om ons tegen verbale of schriftelijke agressie te beschermen. Soms krijgen we gelijk, maar vaak ook niet. De ander heeft ook recht op zijn vrijheden. Het is hier in het Westen vaak een kwestie van geven en nemen. We kennen allen de prijs van de multicultirele samenleving en zijn zeer gehecht aan onze mensenrechten. Daarom zijn onze reacties vaak gedempt, beschaafd en proberen we in overleg `eruit te komen’. We houden rekening met andermans rechten. Daarom reageren wij niet met geweld, boycot of verbrandingen. 

Toch blijf ik van mening, dat wij de vrijheid van meningsuiting zeer zorgvuldig moeten hanteren en niet onnodig op andermans tenen moeten staan om maar de reikwijdte van onze vrijheden duidelijk te maken. Kwaadsprekerij werd al in de Bijbel verboden. Welk doel dient het om Mohammed met een bom in de tulband af te beelden of de Holocaust te ontkennen? Anderen zwart maken is in vrijwel ieder rechtsstelsel verboden. Dan geldt dit toch zeker voor zaken, die hele bevolkingsgroepen ernstig kwetsen. Ik ben tegen stereotypen maar verafschuw geweld. Relativering en enige minzame zelfspot was altijd onderdeel van onze traditie. In het Westen proberen we onze eigen normen niet aan anderen op te leggen. Nee, er bestaat geen recht om (nodeloos) te kwetsen. Wij hoeven niet op andermans tenen te gaan staan om maar te tonen hoever onze vrijheid van meningsuiting gaat. Een oude Bijbelse wijsheid…

Bron : http://www.nik.nl/2009/05/beperkte-vrijheid-van-meningsuiting/ 

De vrijheid van meningsuiting in het geding?

Onlangs zei iemand voor de tv dat volgens de Nederlandse wet alles mag worden gezegd en geschreven, mits het maar niet aanzet tot haat en (fysiek) geweld.

Alles mag gezegd – dus ook halve waarheden, kwetsende, beledigende, spottende, cynische, treiterende, provocerende woorden, inclusief vloeken, ja zelfs Godslasteringen! Dat moet kunnen. Of niet soms? Verbaal geweld is ‘in’. Het lijkt wel of sommige Nederlanders er plezier in hebben en er zelfs trots op zijn,

helden in het schelden. Alles moet immers kunnen! ? Alsof verbaal geweld niet tot innerlijke pijn, tot ergernis en woede, tot haat en fysiek geweld zou (kunnen) uitlokken. Hoort bewust uitlokken soms ook tot de ‘vrijheid van meningsuiting’? Evenals een minachtende of agressieve toon? 

Waar zijn wij mee bezig?

Wordt het niet hoog tijd dat wij ons realiseren dat er een Hogere Rechter is aan wie wij – ook wij Nederlanders – “rekenschap van ieder ijdel woord op de dag van het oordeel” moeten geven? (Mat. 12:34-37). Wat moeten onze (klein)kinderen en onze jonge mensen wel denken, die een voorbeeld zoeken én volgen voor hun omgang met medemensen. Beseffen journalisten, columnisten en andere schrijvers, beseffen kunstenaars, filmmakers, cabaretiers, maar ook vakbondslieden, politici en niet te vergeten de media wel dat zij een voorbeeldfunctie hebben? Trouwens, wij allen als volwassenen hebben dat. Waar zijn de bijbelse normen en waarden gebleven, ja zelfs alleen al normen van fatsoen en van respect voor de medemens? Wat voor atmosfeer zijn wij zelf als Nederlanders aan het creëren? Zijn er niet zelfs landgenoten, die in de tweede of derde wereld hebben gewerkt en zich na hun terugkomst niet meer thuis voelen in eigen land – met name zendelingen? Door de Ik-cultuur van landgenoten? En dan verlangen wij van buitenlanders dat zij zich volkomen integreren in ónze maatschappij. Integreren in onze egocentrische, verkilde en verharde maatschappij met een decadent en respectloos klimaat en met een ruw en banaal taalgebruik. 

De ene werkelijkheid 

Het is en blijft een feit: de islam is een politieke religie, een religie ook van (eer)wraak en geweld, van het zwaard. De koran en de hadith (de overlevering van het leven van Mohammed, van zijn woorden en daden) vormen de religieuze basis. Het is droevig dat de islam de wereld in twee fronten indeelt: in het “Huis van de vrede” (overal daar, waar de islam staatsgodsdienst is en de sjaria staatswet, met opheffing van de eigen landswet) en het “Huis van de oorlog” (alle andere landen). Het is de islam (koran) – niet iedere moslim – die aan alle niet-moslim landen de oorlog heeft verklaard, dus ook aan Nederland. 

Wij mogen de ogen er niet voor sluiten dat de koran de joden verafschuwt en ieder christen vervloekt die Jezus Christus als zijn of haar “HEERE en God” belijdt zoals Thomas deed. Het is de koran die op talloze plaatsen oproept tot geweld tegen de “ongelovigen” (alle niet-moslims). Het is de koran die het geestelijk uitgangspunt is voor iedere moskee, voor iedere islamitische school en andere instelling, voor iedere imam (vooral buitenlandse) en iedere moslim godsdienstonderwijzer evenals voor iedere moslim onderwijskracht. Het is de koran die naast de hadith de inspiratiebron van iedere (jonge) moslim is die zijn godsdienst serieus neemt. Kritiek op de koran moet kunnen, maar dan wel zakelijk, met respect en een bewogen hart voor de moslim naaste. 

De andere werkelijkheid 

In tegenstelling tot de islam is het bijbels christendom niet gebaseerd op “oog om oog, tand om tand”. In tegendeel (Romeinen 12:17-21). De overheid heeft natuurlijk haar eigen verantwoordelijkheid. Maar ons persoonlijk antwoord kan en mag nooit verbaal geweld zijn, nooit provocatie tot lichamelijk geweld. En wat is eigenlijk ónze inspiratiebron voor gedachten, woorden en daden, voor onze omgang met de naaste? En zijn wijzelf nog tot in het diepst van onze ziel geraakt wanneer onze God en hemelse Vader gelasterd of met onze Here en Heiland Jezus Christus de spot gedreven wordt? Een christen kent geen eerwraak. Maar drijft de eer van de heilige, levende God ons nog op de knieën en tot een moedig getuigenis?

Ik vrees dat er iets meer in het geding is dan de vrijheid van meningsuiting of beter gezegd, iets ánders. Is het niet in diepste wezen de roep om vrijheid van zondigen tegen God en de medemens, om emancipatie van God en Zijn geboden? Is er niet een nauw verband tussen (gebrek aan)respect voor God en (gebrek aan)respect voor de medemens?

Het grootste probleem is niet de islam, maar is de afval van de drie-enige God en Zijn Woord in het post-christelijke Westen.

“Dwaalt niet, God laat niet met Zich spotten!

Wat een mens zaait, zal hij ook oogsten” (Gal. 6:7) 

Bron : http://bijbelenonderwijs.nl/bijbel-en-onderwijs/de-vrijheid-van-meningsuiting-in-het-geding/


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009