Bijbelse
gaven gelden ook nu
De predikanten Van Benthem en De Vries hebben in de
discussie over 'charismatisch en gereformeerd' kritische vragen gesteld over
het bijbelgebruik dat dat ze bij de New Wine-beweging bespeuren (Nederlands
Dagblad 12 april). In onderstaand artikel een reactie van ds. D. Westerkamp.
Welke plaats hebben de bijzondere ervaringen waarvan
we lezen in de Bijbel in het christelijk leven? Sommigen menen dat tekenen en
wonderen beperkt waren tot de begintijd van de kerk, en dat we die nu niet
hoeven te verwachten. Nu zijn er mensen, zelfs op het gereformeerde erf, die
beweren dat God ook vandaag in ons midden diezelfde dingen wil doen. Ze zeggen
dat omdat ze zijn gaan geloven dat de Bijbel dat zo leert. Dat geloof wordt
soms bevestigd in de ervaring, en soms ook niet. Dat laatste zeg ik er eerlijk
bij, het is nu een keer eigen aan geloof dat het nooit zonder aanvechting is.
De klassieke gereformeerde opvatting is dat wonderen en bijzondere geestesgaven
niet meer voor nu zijn (de 'streeptheologie'). Hoe sterk staat deze opvatting?
Een bekende hermeneutische truc is om de bijzondere dingen die het Nieuwe
Testament vertelt, te plaatsen in de categorie 'geschiedenis'. Die dingen
gebeurden toen wel, maar nu moeten we ze niet meer verwachten. Het zou zelfs
verkeerd zijn om ernaar te streven, omdat het van de gerichtheid op Christus
afleidt.
Feiten en beloften
Maar is het juist dat scherp onderscheid gemaakt kan worden tussen 'beschreven
feiten en gebeurtenissen' en 'gegeven opdrachten en beloften', zoals Van
Benthem en De Vries doen? Als Jezus zegt: 'Wie
in Mij gelooft, de werken die Ik doe zal hij ook doen en grotere dan deze',
is dat dan een beschreven feit of een belofte? Of als Hij zegt: 'Ga heen en maak alle volken tot mijn
discipelen en leer ze onderhouden alles wat Ik jullie bevolen heb?’ Of: 'Als
tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: In mijn naam zullen ze boze
geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken, op zieken zullen zij
de handen leggen', etc. Jezus was voortdurend zijn discipelen aan het
trainen voor de tijd dat Hij er zelf niet zou zijn. Het boek Handelingen
beschrijft dat die dingen die Jezus beloofde ook daadwerkelijk gebeurden.
Je kunt wel zeggen: dat was gericht tot de apostelen en niet tot ons. Probleem
is alleen: die beperking vinden we niet in de Bijbel. Die is door theologen
bedacht. Jezus stuurt de discipelen uit met de opdracht het koninkrijk te
verkondigen met woorden en daden. In eerste instantie aan het volk Israël. Maar
in hetzelfde hoofdstuk (Mattheüs 10) wordt de horizon ook verwijd tot
stadhouders en koningen en gaat het over volharding tot het einde. De hele
wereld en de hele geschiedenis komen in het vizier.
Door de Geest
Een grote vraag is daarbij: in welke kracht deed Jezus zijn werken? Deed Hij ze
als Zoon van God in de kracht van zijn God-zijn? Of heeft Hij die aan God
gelijk was, zichzelf vernederd, en deed Hij ze als mens, die hierin geheel en
al door de Geest gevuld was en zo de wil van de Vader deed? Ik lees in de
Bijbel voortdurend het laatste. Hij is gehoorzaam geworden, Hij is zijn
broeders in alles gelijk geworden. Zo worden wij opgeroepen Hem na te volgen.
Paulus zegt: 'Wees mijn navolgers zoals ik ook Christus navolg.'
Natuurlijk is dat in de eerste plaats een geestelijke aansporing om te leven
zoals Hij leefde. Maar aan Timotheüs kan Paulus dan in één adem door schrijven:
'Veronachtzaam de gave in u niet, die u krachtens een profetenwoord geschonken
is onder handoplegging van de gezamenlijke oudsten' (1 Timotheüs 4:14). Dat
gaat over een leven en een bediening waar de kracht van de Geest zichtbaar
worden.
Wordt er 'willekeurig met bijbelgegevens omgesprongen' als we daarbij proberen
in rekening te brengen wat in Jezus' optreden eenmalig was voor een bijzondere
situatie, en wat zijn gewone wijze van doen was? We lezen dat Jezus zieken
ieder afzonderlijk de handen oplegde. Maar niet dat Hij bij ieder speeksel
maakte. In alles was zijn houding open voor hoe de Vader Hem leidde. 'De Zoon
kan niets doen van zichzelf, of Hij moet het de Vader zien doen' (Joh. 5:19).
Het is trouwens niet uit te sluiten dat ook vandaag iemand zo'n opdracht
krijgt. De oprichter van New Wine in Engeland, de anglicaanse bisschop David
Pytches, heeft meegemaakt dat hij meende dat God hem opdroeg dat hij speeksel
moest gebruiken, en dat inderdaad die persoon van blindheid genas. Schokkend
misschien voor wie gewend is de werking van de Geest alleen in de geijkte
gereformeerde kaders te verwachten. Maar de Geest kan ons voor verrassingen
stellen, waarbij het de vraag is of we dan gehoorzaam zijn of niet.
Kracht bijzetten
De apostelen hadden de gaven van de Geest nodig om hun verkondiging kracht bij
te zetten. Paulus schrijft over 'hetgeen Christus door mij bewerkt heeft, om
heidenen tot gehoorzaamheid te brengen door woord en daad, door kracht van
tekenen en wonderen, door de kracht van de Geest' (Rom. 15:18v). Wie zijn wij
dan om te denken dat wij het wel zonder kunnen? Wie zijn wij om de gaven die
Christus aan zijn gemeente wil geven, gewone en buitengewone, te weigeren?
Is het niet vreemd dat de kerk in het westen zo krachteloos is dat we vaak
zelfs onze eigen kinderen niet kunnen vasthouden, laat staan dat er mensen tot
geloof zouden komen? En dat we dan toch de weg die de Bijbel aanwijst negeren,
of zelfs afwijzen.
Professor Maris, die ook zeer kritisch is over de charismatische vernieuwing,
gaat zelfs zo ver dat hij zich openlijk afvraagt uit welke bron deze aandacht
voor de gaven van de Geest komt. Waarom schrijft Paulus dan: 'Streeft naar de
gaven van de Geest?' In de opvatting van Maris zou hij hebben moeten zeggen:
richt je alleen in geloof op Christus en maak je over de andere dingen niet
druk. Maar voor Paulus is dat helemaal geen tegenstelling. Zo kan hij de
Galaten de retorische vraag stellen: Die u de Geest geeft en krachten onder u
werkt, doet Hij dat ten gevolge van werken der wet of van de prediking van het
geloof? (3:5). Hij ging er gewoon van uit dat er bijzondere krachten in hun
midden waren, daarover was geen verschil van mening. Ook de gemeente in Korinthe,
waar toch werkelijk wel wat op aan te merken was, kreeg te horen: Ik wil niet
dat jullie onkundig zijn over de dingen van de Geest (1 Kor. 12:1). Paulus
geeft dan heel praktische instructie over wat dat betekent voor het
gemeenteleven en de samenkomsten. Niet afwijzen maar kanaliseren!
Anders lezen
Ik moet toegeven: de manier waarop ik de Bijbel lees, is veranderd. Ik lees hem
nu meer met de ogen van een leerling. Hoe werkten Jezus en de apostelen? Wat
betekent dat voor het volgen van Jezus Christus nu? De Bijbel als
voorbeeldboek: kijk, zo werkt en spreekt God. Hij openbaart zich door dromen,
visioenen, profetie, ingevingen, inzicht dat rijpt. Zou het niet vreemd zijn
als God eerst al die voorbeelden geeft hoe Hij met mensen omgaat; en dat Hij
dan plotseling de spelregels verandert, zonder ons in te lichten?
Ik zeg daarmee niet dat het gezag van de Bijbel niet telt. Het apostolische
woord blijft de norm. Maar we worden er wel door opgevoed, om met de God te
leven die ook vandaag concreet tot zijn kinderen spreekt.
Bron : http://www.nd.nl/artikelen/2006/mei/01/bijbelse-gaven-gelden-ook-nu