hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Jaloezie

Categorie
Karaktereigenschappen (negatief)

Toelichting

Een (na)ijverig God

Elke zondagmorgen, als ons in de kerkdienst de wet van de tien geboden wordt voorgelezen, stelt de Heere Zich aan ons voor als een (na‑)ij­verig God. Hij is Israëls Verlosser die Zijn volk uit Egypteland bevrijdde. En zo wil Hij ook als de enige die­nenswaardige God door Zijn volk geëerd en gediend zijn. Daarom zegt de Heere in Zijn gebod: “Gij zult u geen gesneden beeld noch enige gelijkenis maken, van wat boven in de hemel is, noch van wat onder de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere, uw God, ben een ijverig God die de misdaad der vade­ren bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij hate­n; en doe barmhartig­heid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.” (Exodus 20:4-6).

 

Deugd of ondeugd

U hebt zich ongetwijfeld wel eens afgevraagd wat God ermee wil zeggen, als Hij Zichzelf een ijverig God noemt. IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de beteke­nis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander ­geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is. Maar dat woord wekt natuurlijk ook misverstand. Jaloers­heid is onder ons mensen een kwalijke ondeugd.

 

Wat de Bijbel ervan zegt

In Exodus 34:14 staat geschreven: “Des Heeren Naam is IJve­raar. Een ijverig God is Hij”. Ook in Numeri 25 horen we ervan. Dit hoofdstuk vertelt van Israëls overspel met de dochters der Moabieten, gepaard aan afgoderij met hun goden. Zou God zo iets kunnen hebben? Zijn toorn brandt los. Pine­has, de priester doorsteekt in een hoerenwinkel met zijn speer een Israëliet en een Moa­bieti­sche vrouw. Ook worden er op die­zelf­de dag vieren­twintig­duidend mensen die zich aan dezelfde schand­daad schul­dig hebben gemaakt, gedood. Een toonbeeld van de ‘hit­tig­heid’ van Gods toorn. Van Pinehas wordt gezegd, dat 'hij Gods ijver geijverd heeft, zodat God de kinderen Israëls in Zijn ijver niet vernield heeft' (vers 11).

 

Een ander voorbeeld uit de Schrift is te vinden in het eerste boek der Konin­gen (I Koningen 14:22). Hier wordt van het volk van Juda tijdens de rege­ring van koning Rehabeam gezegd, dat 'zij deden wat kwaad was in de ogen des Heeren en dat zij Hem tot ijver verwekten, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden die zij zondigden’.

 

En dan de profeten. Hoe ­vaak horen we ook hen niet zeggen, dat de Heere een ijve­rig God is. 'Een ijverig God en een Wreker is de Heere en zeer grimmig' (Nahum 1:2). 'Alzo zegt de Heere der heirscharen:  'Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een grote ijver' (Zach. 1:14). Hetzelfde treffen we ook aan in de Psalmen. Om een enkel voorbeeld te noemen, Psalm 79:5: 'Hoe lang, Heere? Zult Gij eeu­wiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden'?

 

Uit deze en vele andere teksten die spreken van Gods ijver, blijkt, dat deze ijver van God verbon­den is met Zijn toorn en grim­migheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgode­rij. Israëls afkerig­heid roept Gods ijver op. Ander­zijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de hei­denen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. Al deze getuigenissen van de Bijbel laten ons zien, dat God het niet hebben kan, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

 

Twee soorten jaloersheid

Hoe kan ja­loersheid bij God een deugd heten, terwijl wij mensen ja­loers­heid meest­al als een ondeugd beschouwen? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, is het nodig, dat wij onder­scheid maken tussen twee soorten van ja­loersheid.

 

Afgunst

Bij ons mensen komt jaloersheid meestal voor in de zin van af­gunst. In zo'n geval kunnen we het niet hebben, dat een ander meer is of meer heeft dan wij zijn of hebben. En dat komt voort uit trots. Wij zijn van huis uit allemaal hoog­moedige mensen die boven een ander willen uitsteken en daarom die ander het licht in de ogen niet gunnen. Jaloezie komt ook nog al eens voor bij kinderen die verwend zijn. En ook bij kinde­ren die door hun ouders juist ach­teruit gezet zijn. Sommige ouders maken jaloerse kinderen, doordat ze het ene kind op het andere voortrekken. En wat kan dat gevoe­lens van frustratie teweeg brengen voor heel het leven. Nu, een afgun­stig mens, een jaloers kind is bij ons niet geliefd. Jaloers­heid is bij ons een ondeugd. En laten we vooral niet vergeten dat we daar allemaal wel wat van hebben.

 

Heilige jaloersheid

Jaloersheid moet er soms ook gewoon wezen. Ze is niet altijd iets verkeerds. Soms is ze juist heel goed. In een huwelijk bijvoorbeeld is jaloers­heid in de goede zin van het woord onmisbaar. Een huwe­lijk tussen één man en één vrouw sluit elke derde in het spel uit. Daarom waken die man en die vrouw over elkaar. Zij kunnen het niet hebben, dat een derde die aandacht krijgt, die zij aan elkaar beloofd hebben te geven.

 

Als die heilige jaloersheid er niet was, als een man het bij voorbeeld normaal zou vinden, dat zijn vrouw voor een andere man net zoveel of zelfs meer aan­dacht heeft dan voor hem, is er heel wat mis. Terecht vraagt een man, dat zijn vrouw hem liefheeft zoals zij geen ander ­lief kan hebben. En de vrouw vraagt dat ook van haar man. Door jaloers­heid beschermen zij hun liefdesverhouding. Zeker, soms is er hier ook sprake van zieke­lijke jaloersheid, van een overdreven en zelfzuchtige aandacht voor zich­zelf. Maar toch is het in het alge­meen gesproken een goed ding, dat gehuwden heilig jaloers, heilig zuinig zijn op elkaar. Zo gezien is jaloersheid dus een posi­tieve deugd. Spreuken 6:34 zegt: 'Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in de dag der wraak zal hij niet verschonen'.

 

Gods naijver: keerzijde van Zijn verbondsliefde

In deze zin is jaloersheid ook bij God een deugd. Het is een aspect van zijn verbondsliefde met betrekking tot Zijn eigen volk. Hij weet Zich met dat volk 'getrouwd'. Zal het dan niet Zijn naijver en jaloersheid verwekken, als dat volk het met anderen (goden) gaat houden en hen meer aandacht geeft dan Hem.

 

Calvijn legt het tweede gebod waarin de Heere de beel­den­dienst ver­biedt met de bedreiging dat Hij een naijverig of jaloers God is, aldus uit: 'De Heere richt zich zeer dikwijls tot ons op de wijze van een echtgenoot.... En daar Hij Zelf al de taken van een trouwe en betrouwbare echtgenoot vol­brengt, eist Hij van ons ook liefde en kuisheid, dat is, dat wij in onze zielen geen prostitutie bedrijven met satan. Naarmate een echtgenoot meer en meer zuiver en kuis is, des te zwaarder is hij beledigd, als hij ziet, dat zijn vrouw een rivaal is toege­negen...'.

 

Gods naijver is de keerzijde van Zijn verbondsliefde. Hij waakt over Zijn unieke verhouding met Zijn volk. En waarom doet Hij dat? Omdat Hij wil, dat Zijn glorie zichtbaar wordt op heel de aarde in en door mensen. Hij kan het niet hebben, dat de Zijnen Hem niet huldigen als hun Heere en God. En kan iemand zeggen, dat God daar geen recht op heeft? Is Hij zulk een toegewijde en harte­lijke aanbidding van Zijn schepselen niet ten volle waard? 'Ik ben de Heere, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen ande­ren geven noch Mijn lof aan de gesne­den beelden' (Jes. 42:8).

 

Daarom wordt God ook schrikba­rend tot toorn verwekt, als de Zijnen Hem niet eerbiedi­gen, Hem niet alle aan­dacht geven of Hem slechts met een verdeeld hart dienen. Hij laat het op Zijn tijd merken, dat Hij ijvert over Zijn liefdes­verhouding met Zijn volk.

 

Ook wij moeten ijveren voor God

Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we alle­maal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijve­raar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, het­zij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp bran­den.

 

Elia, ook zo'n 'ijveraar Gods' zei: 'Ik heb zeer geijverd voor de Heere, de God der heirscharen' (1 Koningen 19:10, 14). En Pau­lus, ook zo'n man, zei: 'Ik acht op geen ding, noch houd mijn leven dierbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen en de dienst welke ik van de Heere Jezus ont­vangen heb, om te betui­gen het Evan­gelie der genade Gods' (Handelingen 20:2­4).  Lezen we het trouwens ook niet van de grote meester en overste Leidsman des geloofs, Jezus, dat 'de ijver van Gods huis Hem heeft verslon­den' (Joh. 2:17)?

 

Teer zijn op de eer van God

In één woord: Gods eer is iets om teer op te zijn. George Whitefield, een vurig evangelist, even nederig als ijverig voor de Heere, bad: 'Heere, help mij om te beginnen ermee te beginnen'. Herinneren we ons wat de verhoogde Heere tot de christenge­meente van Laodicea zegt: 'Zo dan omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen'. 'Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u' (Openb. 3:16, 19).  Zo blijven de ver­hou­dingen tussen Hem en Zijn ge­meente goed. Laat ons tot op de bodem van onze ziel bezet zijn met een heili­ge lust om de Heere in alles te dienen. Dat is le­ven, eeuwig leven. Want zo'n God is een God om voor in vuur en vlam te staan. Op alle terreinen van het leven.

 

Bron :  www.dsdenboer.refoweb.nl


Bijbelteksten
Exodus  20  : 4  t/m 6
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten; (Statenvertaling)

Elke zondagmorgen, als ons in de kerkdienst de wet van de tien geboden wordt voorgelezen, stelt de Heere Zich aan ons voor als een (na‑)ij­verig God. Hij is Israëls Verlosser die Zijn volk uit Egypteland bevrijdde. En zo wil Hij ook als de enige die­nenswaardige God door Zijn volk geëerd en gediend zijn. IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de beteke­nis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander ­geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is.

Calvijn legt het tweede gebod waarin de Heere de beel­den­dienst ver­biedt met de bedreiging dat Hij een naijverig of jaloers God is, aldus uit: 'De Heere richt zich zeer dikwijls tot ons op de wijze van een echtgenoot.... En daar Hij Zelf al de taken van een trouwe en betrouwbare echtgenoot vol­brengt, eist Hij van ons ook liefde en kuisheid, dat is, dat wij in onze zielen geen prostitutie bedrijven met satan. Naarmate een echtgenoot meer en meer zuiver en kuis is, des te zwaarder is hij beledigd, als hij ziet, dat zijn vrouw een rivaal is toege­negen...'.

Gods naijver is de keerzijde van Zijn verbondsliefde. Hij waakt over Zijn unieke verhouding met Zijn volk. En waarom doet Hij dat? Omdat Hij wil, dat Zijn glorie zichtbaar wordt op heel de aarde in en door mensen. Hij kan het niet hebben, dat de Zijnen Hem niet huldigen als hun Heere en God. En kan iemand zeggen, dat God daar geen recht op heeft? Is Hij zulk een toegewijde en harte­lijke aanbidding van Zijn schepselen niet ten volle waard? 'Ik ben de Heere, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen ande­ren geven noch Mijn lof aan de gesne­den beelden' (Jes. 42:8).

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Exodus  34  : 14
Want gij zult u niet buigen voor een anderen god; want des HEEREN Naam is IJveraar! Een ijverig God is Hij!(Statenvertaling)

IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de betekenis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is.

Deze tekst spreekt van Gods ijver. Deze ijver van God verbonden is met Zijn toorn en grimmigheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgoderij. Israëls afkerigheid roept Gods ijver op. Anderzijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de heidenen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. God kan het niet hebben, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Numeri  25  : 1
Israël verbleef in Sittim, en het volk begon hoererij te bedrijven met de dochters van Moab. Die nodigden het volk uit bij de offers aan hun goden, en het volk at en boog zich voor hun goden neer. Toen Israël zich zo aan Baäl-Peor koppelde, ontbrandde de toorn van de HEERE tegen Israël. De HEERE zei tegen Mozes: Neem alle hoofden van het volk en laat hen voor de HEERE in de volle zon ophangen, zodat de brandende toorn van de HEERE van Israël afgekeerd wordt. Toen zei Mozes tegen de rechters van Israël: Ieder moet zijn mannen doden die zich aan Baäl-Peor gekoppeld hebben. En zie, een man uit de Israëlieten kwam en bracht een Midianitische vrouw bij zijn broeders, voor de ogen van Mozes en voor de ogen van heel de gemeenschap van de Israëlieten, terwijl zij huilden bij de ingang van de tent van ontmoeting. Toen Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, dat zag, stond hij op uit het midden van de gemeenschap, nam een speer in zijn hand, ging achter de Israëlitische man aan het slaapvertrek in, en doorstak hen beiden, zowel de Israëlitische man als de vrouw, door hun buik. Toen werd de plaag over de Israëlieten tot stilstand gebracht. Het aantal van hen die aan de plaag stierven, was vierentwintigduizend. Toen sprak de HEERE tot Mozes: "Pinehas, de zoon van Eleazar, de zoon van de priester Aäron, heeft Mijn grimmigheid over de Israëlieten afgewend, doordat hij zich in hun midden met ijver voor Mij heeft ingezet, zodat Ik de Israëlieten niet in Mijn na-ijver vernietigd heb. Zeg daarom: Zie, Ik geef hem Mijn verbond van vrede: hij, en zijn nageslacht na hem, zullen het verbond van het eeuwige priesterschap hebben, omdat hij zich voor zijn God heeft ingezet en verzoening voor de Israëlieten heeft gedaan. (HSV-vertaling)

Dit hoofdstuk vertelt van Israëls overspel met de dochters der Moabieten, gepaard aan afgoderij met hun goden. Zou God zo iets kunnen hebben? Zijn toorn brandt los. Pine­has, de priester doorsteekt in een hoerenwinkel met zijn speer een Israëliet en een Moa­bieti­sche vrouw. Ook worden er op die­zelf­de dag vieren­twintig­duidend mensen die zich aan dezelfde schand­daad schul­dig hebben gemaakt, gedood. Een toonbeeld van de ‘hit­tig­heid’ van Gods toorn. Van Pinehas wordt gezegd, dat 'hij Gods ijver geijverd heeft, zodat God de kinderen Israëls in Zijn ijver niet vernield heeft' (vers 11).

Bron :
1 Koningen  14  : 22
En Juda deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, en zij verwekten Hem tot ijver, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden, die zij zondigden.(Statenvertaling)

Hier wordt van het volk van Juda tijdens de rege?ring van koning Rehabeam gezegd, dat zij deden wat kwaad was in de ogen des Heeren en dat zij Hem tot ijver verwekten, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden die zij zondigden. Uit deze tekst die spreekt van Gods ijver, blijkt, dat deze ijver van God verbon?den is met Zijn toorn en grim?migheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgode?rij. Isra?ls afkerig?heid roept Gods ijver op. Ander?zijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de hei?denen. Wie aan Isra?l komt, komt aan God Zelf. God kan het niet hebben, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

Bron: www.dsdenboer.refoweb.nl
1 Koningen  19  : 10
Hij (= Elia) ging daar een grot in en overnachtte er. En zie, het woord van de HEERE kwam tot hem, en Hij zei tegen hem: "Wat doet u hier, Elia?" Hij zei: Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet (SV: geijverd). De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen. (HSV-vertaling)

Ook wij moeten ijveren voor God. Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we alle­maal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijve­raar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, het­zij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp bran­den. Elia was ook zo'n ijveraar Gods.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
1 Koningen  19  : 14
Hij (= Elia) zei: Ik heb mij zeer voor de HEERE, de God van de legermachten, ingezet (SV: geijzerd). De Israëlieten hebben immers Uw verbond verlaten, Uw altaren omvergehaald en Uw profeten met het zwaard gedood. Ik alleen ben overgebleven, en zij staan mij naar het leven om het mij te benemen. (HSV-vertaling)

Ook wij moeten ijveren voor God. Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we alle­maal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijve­raar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, het­zij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp bran­den. Elia was ook zo'n ijveraar Gods.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Psalmen  79  : 5
Hoelang nog, HEERE? Zult U voor altijd toornig zijn? Hoelang zal Uw na-ijver branden als vuur? (HSV-vertaling)

IJver kan in dit geval natuurlijk niet de betekenis hebben van vlijt. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is.

Uit deze tekst die spreekt van Gods ijver, blijkt, dat deze ijver van God verbonden is met Zijn toorn en grimmigheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgoderij. Israëls afkerigheid roept Gods ijver op. Anderzijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de heidenen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. God kan het niet hebben, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Spreuken  6  : 34
Want door jaloezie ontsteekt een man in woede, als hij wraak kan nemen, doet hij dat meedogenloos. (NBV-vertaling)

Jaloersheid moet er soms ook gewoon wezen. Ze is niet altijd iets verkeerds. Soms is ze juist heel goed. In een huwelijk bijvoorbeeld is jaloersheid in de goede zin van het woord onmisbaar. Een huwelijk tussen een man en een vrouw sluit elke derde in het spel uit. Daarom waken die man en die vrouw over elkaar. Zij kunnen het niet hebben, dat een derde die aandacht krijgt, die zij aan elkaar beloofd hebben te geven. Als die heilige jaloersheid er niet was, als een man het bij voorbeeld normaal zou vinden, dat zijn vrouw voor een andere man net zoveel of zelfs meer aandacht heeft dan voor hem, is er heel wat mis. Terecht vraagt een man, dat zijn vrouw hem liefheeft zoals zij geen ander lief kan hebben. En de vrouw vraagt dat ook van haar man. Door jaloersheid beschermen zij hun liefdesverhouding. Zeker, soms is er hier ook sprake van ziekelijke jaloersheid, van een overdreven en zelfzuchtige aandacht voor zichzelf. Maar toch is het in het algemeen gesproken een goed ding, dat gehuwden heilig jaloers, heilig zuinig zijn op elkaar. Zo gezien is jaloersheid dus een positieve deugd.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Spreuken  14  : 30

Een gezond hart is het leven voor het lichaam, maar afgunst is verrotting van de beenderen. (HSV-vertaling)


Jesaja  42  : 8
Ik ben de HEERE – dat is Mijn Naam; Mijn eer zal Ik aan geen ander geven, evenmin Mijn lof aan de afgodsbeelden. (HSV-vertaling)

Gods naijver is de keerzijde van Zijn verbondsliefde. Hij waakt over Zijn unieke verhouding met Zijn volk. En waarom doet Hij dat? Omdat Hij wil, dat Zijn glorie zichtbaar wordt op heel de aarde in en door mensen. Hij kan het niet hebben, dat de Zijnen Hem niet huldigen als hun Heere en God. En kan iemand zeggen, dat God daar geen recht op heeft? Is Hij zulk een toegewijde en hartelijke aanbidding van Zijn schepselen niet ten volle waard? Daarom wordt God ook schrikba­rend tot toorn verwekt, als de Zijnen Hem niet eerbiedi­gen, Hem niet alle aan­dacht geven of Hem slechts met een verdeeld hart dienen. Hij laat het op Zijn tijd merken, dat Hij ijvert over Zijn liefdes­verhouding met Zijn volk.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Nahum  1  : 2
Een na-ijverig God en een Wreker is de HEERE, een Wreker is de HEERE, en zeer grimmig. Een Wreker is de HEERE voor Zijn tegenstanders, en Hij handhaaft Zijn toorn jegens Zijn vijanden. (HSV-vertaling)

Veel profeten hebben ook gezegd, dat de Heere een ijverig God is. IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de betekenis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is.

Deze tekst spreekt van Gods ijver. Deze ijver is van God verbonden met Zijn toorn en grimmigheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgoderij. Israëls afkerigheid roept Gods ijver op. Anderzijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de heidenen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. God ken het niet hebben, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Zefanja  1  : 14  t/m 18
De dag van de HEERE
De grote dag van de HEERE is nabij; hij is nabij en nadert zeer snel. Hoor, de dag van de HEERE! De held zal daar bitter schreeuwen! Een dag van verbolgenheid is die dag, een dag van benauwdheid en angst, een dag van verwoesting en vernietiging, een dag van duisternis en donkerheid, een dag van donkere wolken, een dag van bazuingeschal en krijgsgeschreeuw tegen de versterkte steden en tegen de hoge hoektorens. Ik zal de mensen benauwen, zodat zij zullen gaan als de blinden, want zij hebben tegen de HEERE gezondigd. Hun bloed zal uitgegoten worden als stof en hun lichaam als uitwerpselen. Ook hun zilver, ook hun goud zal hen niet kunnen redden op de dag van de verbolgenheid van de HEERE. Door het vuur van Zijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden, want Hij zal zeker en spoedig een vernietigend einde maken aan alle inwoners van het land. (HSV-vertaling)

De oordelen zullen komen op de dag van de Heer, een begrip waarmee andere profeten gekomen zijn, maar die misschien door Sefanja het meest uitgewerkt is. Deze dag heeft twee kanten: voor de volgelingen van God zegen en voor Zijn vijanden ellende en rampspoed. Het volk van Juda geloofde dat zij, als Gods uitverkoren volk, zonder twijfel zegen zouden ontvangen. God moest hen door de profeten heen eraan herinneren dat afkomst er niet toe doet, maar dat het om toewijding gaat. Sefanja maakte duidelijk dat sociale positie de kwaden niet beschermt; het hele land en de hoofdstad, Jeruzalem, zullen doorzocht worden (1:10-13) en de straf voor de kwaden zal verschrikkelijk zijn (1:14-18).

Bron : http://www.manna-vandaag.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=14624:sefanja-9&catid=85:de-bilbel&Itemid=249
Zefanja  1  : 18  hfdst 2 : 1 t/m 4
Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden op de dag van de verbolgenheid des HEREN. Door het vuur van zijn naijver zal de ganse aarde verteerd worden, want vernietiging, ja, een verschrikkelijk einde zal Hij alle inwoners der aarde bereiden. Komt tot uzelf, ja, komt tot inkeer, gij schaamteloos volk, voordat het besluit tot uitvoering komt – als kaf gaat een dag voorbij – voordat over u komt de brandende toorn des HEREN, voordat over u komt de dag van de toorn des HEREN. Zoekt de HERE, alle ootmoedigen des lands, gij die zijn verordening volbrengt; zoekt gerechtigheid, zoekt ootmoed; misschien zult gij geborgen worden op de dag van de toorn des HEREN. (HSV-vertaling)

Noch hun zilver, noch hun goud zal hen kunnen redden als Jezus terugkomt op deze aarde. Door het vuur zal de aarde verteren. God zal de aarde vernietigen en alle mensen die niet bekeerd zijn, zullen op een verschrikkelijke manier omkomen.
Zefanja  3  : 8  t/m 9
Daarom, verwacht Mij, spreekt de HEERE, op de dag dat Ik opsta om buit te halen, want Mijn oordeel is de heidenvolken te verzamelen, de koninkrijken bijeen te brengen, om over hen Mijn gramschap uit te storten, heel Mijn brandende toorn. Want door het vuur van Mijn na-ijver zal heel dit land verteerd worden. Voorzeker, dan zal Ik bij de volken de lippen veranderen in reine lippen, zodat zij allen de Naam van de HEERE zullen aanroepen, om Hem schouder aan schouder te dienen. (HSV-vertaling)

Dit bijbelgedeelte gaan over de Slag van Armageddon, over de komende periode van verdrukking, de tijd van Gods toorn op deze aarde eindigt. Als de HEER zijn oordelen uitvoert, heeft dat ook tot gevolg dat veel mensen onder de indruk komen van zijn grootheid en hem gaan aanbidden. Gods oordelen werken ook zuiverend. God wast de zonden weg en maakt nieuwe mensen van hen die hem volmaakt zullen dienen. Wat hier opvalt, is dat niet alleen Israël maar alle volken de naam van de HEER gaan aanroepen en hem gaan dienen.

Bron : http://www.jongerenbijbel.nl/bijbel/lezen/sefanja/3,10-20/markeer-selectie/
Zacharia  1  : 14
De Engel Die met mij sprak, zei tegen mij: "Predik: Zo zegt de HEERE van de legermachten: Met grote na-ijver zet Ik Mij in voor Jeruzalem en voor Sion." (HSV-vertaling)

IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de betekenis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is.

Uit deze tekst die spreekt van Gods ijver, blijkt, dat deze ijver van God verbonden is met Zijn toorn en grimmigheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgoderij. Israëls afkerigheid roept Gods ijver op. Anderzijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de heidenen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. God kan het niet hebben, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Johannes  2  : 17
En Zijn discipelen herinnerden zich dat er geschreven is: De ijver voor Uw huis heeft mij verslonden. (HSV-vertaling)

Ook wij moeten ijveren voor God. Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we allemaal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijveraar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, hetzij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp branden.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
Handelingen  20  : 20  t/m 25
Maar ik (= Paulus) maak mij nergens zorgen over, en ook acht ik mijn leven niet kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, evenals de bediening die ik van de Heere Jezus ontvangen heb om te getuigen van het Evangelie van Gods genade. (HSV-vertaling)

Ook wij moeten ijveren voor God. Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we alle?maal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijve?raar Gods' ziet maar ??n ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, het?zij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp bran?den. Ook Paulus was zo'n ijveraar Gods.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl
1 Korinthiers  13  : 4
De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; (Statenvertaling)

De liefde is geduldig; de liefde is vriendelijk; de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots.
Galaten  5  : 19  t/m 21
Het is bekend wat onze eigen wil allemaal teweegbrengt: ontucht, zedeloosheid en losbandigheid, afgoderij en toverij, vijandschap, tweespalt, jaloezie en woede, gekonkel, geruzie en rivaliteit, afgunst, bras- en slemppartijen, en nog meer van dat soort dingen. Ik herhaal de waarschuwing die ik u al eerder gaf: wie zich aan deze dingen overgeven, zullen geen deel hebben aan het koninkrijk van God. (NBV-vertaling)
Jakobus  3  : 14  t/m 16
Maar als u zich laat beheersen door bittere jaloezie of egoïsme, kunt u beter niet zo hoog van de toren blazen; u zou de waarheid geweld aandoen. Dat soort wijsheid komt niet van boven; ze is aards, ongeestelijk, demonisch. Waar jaloezie en egoïsme heersen, vieren wanorde en allerlei kwaad hoogtij. (NBV-vertaling)
Openbaring  3  : 16  t/m 19
Maar omdat u lauw bent en niet koud en ook niet heet, zal Ik u uit Mijn mond spuwen. Want u zegt: Ik ben rijk en steeds rijker geworden en heb aan niets gebrek, maar u weet niet dat juist u ellendig, beklagenswaardig, arm, blind en naakt bent. Ik raad u aan dat u van Mij goud koopt, gelouterd door het vuur, opdat u rijk wordt, en witte kleren, opdat u bekleed bent en de schande van uw naaktheid niet openbaar wordt. En zalf uw ogen met ogenzalf, opdat u zult kunnen zien. Ieder die Ik liefheb, wijs Ik terecht en bestraf Ik. Wees dan ijverig en bekeer u. (HSV-vertaling)

Ook wij moeten ijveren voor God. Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we allemaal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijveraar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, hetzij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp branden.

Deze tekst sprak Jezus tot de christengemeente van Laodicea. Zo blijven de verhoudingen tussen Hem en Zijn gemeente goed. Laat ons tot op de bodem van onze ziel bezet zijn met een heilige lust om de Heere in alles te dienen. Dat is leven, eeuwig leven. Want zo'n God is een God om voor in vuur en vlam te staan. Op alle terreinen van het leven.

Bron : www.dsdenboer.refoweb.nl

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009