hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel
Een (na)ijverig God
Elke zondagmorgen, als ons in de kerkdienst de wet van de tien geboden wordt voorgelezen, stelt de Heere Zich aan ons voor als een (na‑)ijverig God. Hij is Israëls Verlosser die Zijn volk uit Egypteland bevrijdde. En zo wil Hij ook als de enige dienenswaardige God door Zijn volk geëerd en gediend zijn. Daarom zegt de Heere in Zijn gebod: “Gij zult u geen gesneden beeld noch enige gelijkenis maken, van wat boven in de hemel is, noch van wat onder de aarde is, noch van wat in de wateren onder de aarde is. Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de Heere, uw God, ben een ijverig God die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; en doe barmhartigheid aan duizenden dergenen die Mij liefhebben en Mijn geboden onderhouden.” (Exodus 20:4-6).
Deugd of ondeugd
U hebt zich ongetwijfeld wel eens afgevraagd wat God ermee wil zeggen, als Hij Zichzelf een ijverig God noemt. IJverig kan in dit geval natuurlijk niet de betekenis hebben van vlijtig. Zo gebruiken wij dit woord meestal. Een ijverig mens is in ons spraakgebruik iemand die met zijn gaven en talenten woekert. Maar als de Heere van Zichzelf zegt, dat Hij ijverig is, bedoelt Hij iets anders. Hij wil ermee zeggen, dat Hij ijvert voor Zijn eigen eer. Daar is Hij voor in de weer. Die gaat Hem zeer ter harte. Hij kan het niet hebben, dat Zijn volk Zijn eer aan een ander geeft. Daarom kunnen we ook wel zeggen, dat de Heere een na‑ijverig ofte wel een jaloers God is. Maar dat woord wekt natuurlijk ook misverstand. Jaloersheid is onder ons mensen een kwalijke ondeugd.
Wat de Bijbel ervan zegt
In Exodus 34:14 staat geschreven: “Des Heeren Naam is IJveraar. Een ijverig God is Hij”. Ook in Numeri 25 horen we ervan. Dit hoofdstuk vertelt van Israëls overspel met de dochters der Moabieten, gepaard aan afgoderij met hun goden. Zou God zo iets kunnen hebben? Zijn toorn brandt los. Pinehas, de priester doorsteekt in een hoerenwinkel met zijn speer een Israëliet en een Moabietische vrouw. Ook worden er op diezelfde dag vierentwintigduidend mensen die zich aan dezelfde schanddaad schuldig hebben gemaakt, gedood. Een toonbeeld van de ‘hittigheid’ van Gods toorn. Van Pinehas wordt gezegd, dat 'hij Gods ijver geijverd heeft, zodat God de kinderen Israëls in Zijn ijver niet vernield heeft' (vers 11).
Een ander voorbeeld uit de Schrift is te vinden in het eerste boek der Koningen (I Koningen 14:22). Hier wordt van het volk van Juda tijdens de regering van koning Rehabeam gezegd, dat 'zij deden wat kwaad was in de ogen des Heeren en dat zij Hem tot ijver verwekten, meer dan al hun vaderen gedaan hadden, met hun zonden die zij zondigden’.
En dan de profeten. Hoe vaak horen we ook hen niet zeggen, dat de Heere een ijverig God is. 'Een ijverig God en een Wreker is de Heere en zeer grimmig' (Nahum 1:2). 'Alzo zegt de Heere der heirscharen: 'Ik ijver over Jeruzalem en over Sion met een grote ijver' (Zach. 1:14). Hetzelfde treffen we ook aan in de Psalmen. Om een enkel voorbeeld te noemen, Psalm 79:5: 'Hoe lang, Heere? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden'?
Uit deze en vele andere teksten die spreken van Gods ijver, blijkt, dat deze ijver van God verbonden is met Zijn toorn en grimmigheid over de zonde, in het bijzonder over de zonde van de afgoderij. Israëls afkerigheid roept Gods ijver op. Anderzijds ijvert de Heere ook, als Zijn volk wordt aangetast door de heidenen. Wie aan Israël komt, komt aan God Zelf. Al deze getuigenissen van de Bijbel laten ons zien, dat God het niet hebben kan, dat men Hem passeert, Hem links laat liggen, Hem inruilt voor iets of iemand anders. Als Hij dat merkt, ijvert Hij. Hij is teer op Zijn eigen eer. En zo kunnen we ook wel zeggen, dat Hij een na-ijverig ofte wel een jaloers God is.
Twee soorten jaloersheid
Hoe kan jaloersheid bij God een deugd heten, terwijl wij mensen jaloersheid meestal als een ondeugd beschouwen? Om antwoord te kunnen geven op deze vraag, is het nodig, dat wij onderscheid maken tussen twee soorten van jaloersheid.
Afgunst
Bij ons mensen komt jaloersheid meestal voor in de zin van afgunst. In zo'n geval kunnen we het niet hebben, dat een ander meer is of meer heeft dan wij zijn of hebben. En dat komt voort uit trots. Wij zijn van huis uit allemaal hoogmoedige mensen die boven een ander willen uitsteken en daarom die ander het licht in de ogen niet gunnen. Jaloezie komt ook nog al eens voor bij kinderen die verwend zijn. En ook bij kinderen die door hun ouders juist achteruit gezet zijn. Sommige ouders maken jaloerse kinderen, doordat ze het ene kind op het andere voortrekken. En wat kan dat gevoelens van frustratie teweeg brengen voor heel het leven. Nu, een afgunstig mens, een jaloers kind is bij ons niet geliefd. Jaloersheid is bij ons een ondeugd. En laten we vooral niet vergeten dat we daar allemaal wel wat van hebben.
Heilige jaloersheid
Jaloersheid moet er soms ook gewoon wezen. Ze is niet altijd iets verkeerds. Soms is ze juist heel goed. In een huwelijk bijvoorbeeld is jaloersheid in de goede zin van het woord onmisbaar. Een huwelijk tussen één man en één vrouw sluit elke derde in het spel uit. Daarom waken die man en die vrouw over elkaar. Zij kunnen het niet hebben, dat een derde die aandacht krijgt, die zij aan elkaar beloofd hebben te geven.
Als die heilige jaloersheid er niet was, als een man het bij voorbeeld normaal zou vinden, dat zijn vrouw voor een andere man net zoveel of zelfs meer aandacht heeft dan voor hem, is er heel wat mis. Terecht vraagt een man, dat zijn vrouw hem liefheeft zoals zij geen ander lief kan hebben. En de vrouw vraagt dat ook van haar man. Door jaloersheid beschermen zij hun liefdesverhouding. Zeker, soms is er hier ook sprake van ziekelijke jaloersheid, van een overdreven en zelfzuchtige aandacht voor zichzelf. Maar toch is het in het algemeen gesproken een goed ding, dat gehuwden heilig jaloers, heilig zuinig zijn op elkaar. Zo gezien is jaloersheid dus een positieve deugd. Spreuken 6:34 zegt: 'Want jaloersheid is een grimmigheid des mans; en in de dag der wraak zal hij niet verschonen'.
Gods naijver: keerzijde van Zijn verbondsliefde
In deze zin is jaloersheid ook bij God een deugd. Het is een aspect van zijn verbondsliefde met betrekking tot Zijn eigen volk. Hij weet Zich met dat volk 'getrouwd'. Zal het dan niet Zijn naijver en jaloersheid verwekken, als dat volk het met anderen (goden) gaat houden en hen meer aandacht geeft dan Hem.
Calvijn legt het tweede gebod waarin de Heere de beeldendienst verbiedt met de bedreiging dat Hij een naijverig of jaloers God is, aldus uit: 'De Heere richt zich zeer dikwijls tot ons op de wijze van een echtgenoot.... En daar Hij Zelf al de taken van een trouwe en betrouwbare echtgenoot volbrengt, eist Hij van ons ook liefde en kuisheid, dat is, dat wij in onze zielen geen prostitutie bedrijven met satan. Naarmate een echtgenoot meer en meer zuiver en kuis is, des te zwaarder is hij beledigd, als hij ziet, dat zijn vrouw een rivaal is toegenegen...'.
Gods naijver is de keerzijde van Zijn verbondsliefde. Hij waakt over Zijn unieke verhouding met Zijn volk. En waarom doet Hij dat? Omdat Hij wil, dat Zijn glorie zichtbaar wordt op heel de aarde in en door mensen. Hij kan het niet hebben, dat de Zijnen Hem niet huldigen als hun Heere en God. En kan iemand zeggen, dat God daar geen recht op heeft? Is Hij zulk een toegewijde en hartelijke aanbidding van Zijn schepselen niet ten volle waard? 'Ik ben de Heere, dat is Mijn Naam; en Mijn eer zal Ik geen anderen geven noch Mijn lof aan de gesneden beelden' (Jes. 42:8).
Daarom wordt God ook schrikbarend tot toorn verwekt, als de Zijnen Hem niet eerbiedigen, Hem niet alle aandacht geven of Hem slechts met een verdeeld hart dienen. Hij laat het op Zijn tijd merken, dat Hij ijvert over Zijn liefdesverhouding met Zijn volk.
Ook wij moeten ijveren voor God
Dat alles brengt nu ook praktische gevolgen mee voor ons in onze verhouding met God. Ook wij zullen ijveren voor Hem en opkomen voor Zijn eer, als wij ons van harte aan Hem verbonden weten. Ons past een brandend verlangen om God te behagen. Het past ons om Zijn glorie te bevorderen in heel de wereld op allerlei wijzen. In die zin mogen we allemaal wel 'ijveraars Gods' zijn. Niet met een wettische ijver; want dan willen wij er zelf wat mee worden; maar in heerlijke en heilige liefde die ons aan Hem verbindt als aan de enige dienenswaardige God. Zo'n 'ijveraar Gods' ziet maar één ding en is slechts met dat ene ding bezet: God behagen. Hetzij hij leeft of sterft, hetzij hij gezond is of ziek, hetzij hij rijk is of arm, hetzij hij er mensen mee behaagt of mishaagt, hetzij men hem wijs of dwaas noemt, hetzij hij er schande mee oploopt of eer mee oogst, het interesseert een 'ijveraar Gods' niet. Hij moet gelijk een lamp branden.
Elia, ook zo'n 'ijveraar Gods' zei: 'Ik heb zeer geijverd voor de Heere, de God der heirscharen' (1 Koningen 19:10, 14). En Paulus, ook zo'n man, zei: 'Ik acht op geen ding, noch houd mijn leven dierbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen en de dienst welke ik van de Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods' (Handelingen 20:24). Lezen we het trouwens ook niet van de grote meester en overste Leidsman des geloofs, Jezus, dat 'de ijver van Gods huis Hem heeft verslonden' (Joh. 2:17)?
Teer zijn op de eer van God
In één woord: Gods eer is iets om teer op te zijn. George Whitefield, een vurig evangelist, even nederig als ijverig voor de Heere, bad: 'Heere, help mij om te beginnen ermee te beginnen'. Herinneren we ons wat de verhoogde Heere tot de christengemeente van Laodicea zegt: 'Zo dan omdat gij lauw zijt en noch koud noch heet, Ik zal u uit Mijn mond spuwen'. 'Zo wie Ik liefheb, die bestraf en kastijd Ik; wees dan ijverig en bekeer u' (Openb. 3:16, 19). Zo blijven de verhoudingen tussen Hem en Zijn gemeente goed. Laat ons tot op de bodem van onze ziel bezet zijn met een heilige lust om de Heere in alles te dienen. Dat is leven, eeuwig leven. Want zo'n God is een God om voor in vuur en vlam te staan. Op alle terreinen van het leven.
Bron :
Een gezond hart is het leven voor het lichaam, maar afgunst is verrotting van de beenderen. (HSV-vertaling)
Bijbeltekst toevoegen
Terug
Versie december 2009