hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Gedenkstenen (Wat betekenen de gedenkstenen in Jozua 4?)

Categorie

Toelichting

Wat betekenen de gedenkstenen in Jozua 4?

 

Inleiding 

U hebt er vast wel eens ééntje gezien: een monument, een gedenksteen. In heel veel steden en dorpen kom je ze tegen. Een monument van de Tweede Wereldoorlog. Bijvoorbeeld op het kerkplein. Een paar stenen muurtjes. Met een tekst erop die herinnert aan de oorlog. Toen zijn er immers heel veel mensen gestorven. Soldaten sneuvelden in de strijd. Op de Grebbenberg. Of bij de Afsluitdijk. Veel mensen, die in het verzet zaten, kwamen om. Ze werden verraden. En doodgeschoten door de Duitsers. En de concentratiekampen in Duitsland zaten vol. Met Joden. Velen zijn er gestorven. Vergast in de gaskamers. Of van honger en ziekte omgekomen. En ook anderen hebben er gezeten. Of in een werkkamp. Ze hebben er van alles meegemaakt. Honger, ziekte, de dood.

 

Dat is iets om nooit weer te vergeten. Die oorlog. Het verdriet dat dat meebracht. De moeiten. En ook dat ons land werd bevrijd door de geallieerden: Canadezen, Amerikanen, Engelsen. Daarom zijn overal monumenten gemaakt. Gedenkstenen met een tekst erop. En één keer per jaar staan we erbij stil. Op 4 mei. Elk jaar weer. Dan denken we terug. Aan de oorlog. Aan de mensen, die omkwamen. Want dat verleden mogen we niet vergeten. Ook wij moeten erbij bepaald worden. De mensen die de oorlog niet hebben meegemaakt. Mijn generatie. En de jeugd. En de kinderen. Ja, en dan zie ik een kind met zijn vader of moeder. Bij het monument. Het leest wat erop staat. En het vraagt: "Pappa, mamma, wat betekent dat? Waarom staat dat daar? En dan vertelt vader of moeder: “Weet je, dat heeft te maken met de oorlog. Toen waren de Duitsers hier. Toen zijn er veel mensen gestorven. Daarom staat dit monument hier."
 

Een gedenksteen, een monument, dat is niet alleen maar iets van onze tijd. We komen het al in de Bijbel tegen. Ik ga u daar een paar voorbeelden van geven. Denk maar eens aan Jakob in Betel (Genesis 28). Jakob heeft een droom. Hij ziet een ladder naar de hemel. En op die ladder lopen engelen. En bovenaan die ladder staat God. En God zegt tegen Jakob: Ik ben uw God. Ik zal wel voor u zorgen. Ik doe wat Ik u heb beloofd. En dan wordt Jakob wakker. En wat doet hij dan? Hij neemt een grote steen. Hij maakt er een monument van. Een gedenksteen. En hij zegt: deze plek is ontzagwekkend. Een huis van God. De poort naar de hemel. Betel: huis van God. Zo noemt hij die plek. Dat monument. Om nooit weer te vergeten wat daar is gebeurd.

Later in de Bijbel komen we weer zoiets tegen. Ik denk nu aan de intocht in het beloofde land (Jozua 4). God maakt een weg door de rivier de Jordaan. Het volk kan er zomaar doorheen. En wat doen ze dan? Er wordt een monument gemaakt. Twaalf stenen. Waarom? Wel, zegt Mozes, later zullen uw kinderen vragen: wat betekenen deze stenen? Dan moet u hen vertellen over de doortocht door de Jordaan. Wat God voor u heeft gedaan. Want dat mag u nooit weer vergeten.

 

Uittocht uit Egypte

Veertig jaar nadat Mozes het volk Israël uit Egypte had uitgeleid staan ze aan de grens van hét "Beloofde Land". Er is heel wat gebeurd in die periode en dat staat allemaal opgetekend in het boek Exodus. Gods volk heeft in die tijd veel meegemaakt. Ze hebben "ups en downs" gekend, zouden we zeggen en als we het boek Exodus doorlezen komen we waarschijnlijk tot de conclusie dat het heel wat meer "downs" dan "ups" zijn geweest. Merkwaardig: het is zelfs op de kop af veertig jaar geleden dat ze uit Egypte wegtrokken. In Exodus lezen we hoe God aan Mozes de opdracht geeft om bij de uittocht uit Egypte als het ware een nieuwe jaartelling te beginnen: "Deze maand zal u het begin der maanden zijn; zij zal u de eerste der maanden van het jaar zijn." (Exodus 12:2) En de Israëlieten gaven deze maand de naam Nisan. En in Jozua lezen we:

 "Het volk nu is uit de Jordaan opgeklommen op de tiende der eerste maand en zij legerden zich te Gilgal, aan de oostelijke grens van Jericho." (Jozua 4:19)

 

Doortocht door de Jordaan

Aan het begin van het boek Jozua lezen we het verslag van een geweldig, historisch gebeuren. Heel het volk van God -en dat was intussen uitgegroeid tot een miljoenenvolk- moest de Jordaan overtrekken. In het derde hoofdstuk van dit bijbelboek wordt dit prachtig en tot in detail beschreven. Die overtocht van het volk door de Jordaan was een wonder van de Here. Zo werd het ook aan Jozua aangekondigd: "Heiligt u, want morgen zal de Here in uw midden wonderen doen." (Jozua 3:5)

 

We lezen hoe de Heer opdracht geeft aan Jozua om de priesters, die de Ark van het Verbond met zich meedragen, plaats te laten nemen in het midden van de Jordaan. En vanaf het moment dat de voeten van de priesters in het water komen, stopt de stroom en het volk kan over het droge naar de overkant lopen. In feite herhaalt de Here het wonder dat Hij voor het volk deed toen ze -achterna gezeten door de Egyptenaren- door de Schelfzee trokken. En daardoor toont de Here voor de zoveelste maal dat Hij zelf voor zijn volk zorgt; dat ze zich geen zorgen hoeven te maken, hoe hachelijk de situatie ook lijkt, want dat Hij zélf vóór hen zal uitgaan en voor hen zal zorgen en zelfs voor hen zal strijden als dat nodig is.

 

Met die overtocht over de Jordaan is de zaak natuurlijk nog niet geklonken. Ze zijn dan wel binnengetreden in het land dat God hun wil schenken, maar ze hebben dat land zeker nog niet in bezit genomen. Er staat nog heel wat werk te doen en wie wil kan dat in de volgende hoofdstukken van het boek Jozua nog eens nalezen in de komende dagen.

 

Twee gedenkstenen oprichten

Maar er is wél een nieuwe mijlpaal bereikt; er is als het ware een nieuw tijdvak, een nieuwe periode ingetreden. Toen ze de Schelfzee overstaken was dat een eerste mijlpaal: toen waren ze verlost uit de slavernij van Egypte; nu ze de Jordaan overtrekken begint er weer een nieuw tijdvak, een tijd waarin God hen deelachtig wil maken aan zijn beloften. En op die "grens tussen twee tijdvakken" krijgen ze van God een merkwaardige opdracht. De Here beveelt hun om maar liefst twee gedenktekens op te richten. Elk gedenkteken moet uit twaalf stenen bestaan; Eén steen voor iedere stam van Israël.

 

Betekenis van die gedenkstenen

Het eerste gedenkteken moeten ze oprichten in de Jordaan zélf. Het wordt gebouwd op de plaats waar de priesters stonden met de Ark van het Verbond en het wordt opgericht met stenen die ze van de oever hebben meegebracht. Voor het tweede gedenkteken moeten ze twaalf stenen nemen uit de Jordaan en met die stenen zal een monument worden opgericht op het droge, op de oever van het Beloofde Land. En aan het slot verklaart Jozua ook de bedoeling van deze twee gedenktekens: "Wanneer uw kinderen later hun vaders vragen: Wat betekenen deze stenen? dan zult gij uw kinderen aldus inlichten: Op het droge is Israël hier door de Jordaan getrokken, omdat de Here, uw God, de wateren van de Jordaan voor u heeft doen opdrogen, totdat gij erdoor getrokken waart, zoals de Here, uw God, gedaan heeft met de Schelfzee, die Hij voor ons heeft doen opdrogen totdat wij erdoor getrokken waren, opdat alle volken der aarde zouden weten, dat de hand des Heren sterk is, en zij de Here, uw God, al de dagen zouden vrezen."

 

Hier zien we weer iets merkwaardigs: de gedenktekens worden niet enkel opgericht om herinnerd te worden aan de doortocht door de Jordaan, aan het wonder dat God zojuist voor hun ogen heeft voltrokken. Diezelfde gedenktekens moeten hen ook herinneren aan het wonder dat God veertig jaar eerder verrichtte aan de Schelfzee, toen ze op de vlucht waren voor het leger van Farao.  Ze worden al het ware met hun neus op de feiten gedrukt: God heeft niet enkel nu, vandaag, op dit moment, voor je gezorgd. God is altijd al met jullie bezig geweest.

 

En die gedenktekens hebben dus in feite drie functies:

-ze moeten zelf aan God en aan Gods grote werken herinnerd worden;

-ze moeten het doorvertellen aan hun kinderen;

-ze moeten het aan alle volken der aarde, aan de hele wereld, laten weten dat de hand des Heren een sterke hand is en dat Hij iemand is die trouw blijft en die zijn beloften nakomt. Nu en altijd!

 

God zorgt voor ons

Wij leven in een wereld waar veel oorlogen en opstanden zijn. Al die dingen kunnen ons angstig en droevig stemmen. Ze mogen ons ook herinneren aan de woorden van Jezus uit Mattheüs 24:6-8 die een waarschuwing, een bemoediging voor ons zijn: "Ook zult gij horen van oorlogen en van geruchten van oorlogen. Ziet toe, wees niet verontrust; want dat moet geschieden, maar het einde is het nog niet. Want volk zal opstaan tegen volk, en koninkrijk tegen koninkrijk, en er zullen nu hier, dan daar, hongersnoden en aardbevingen zijn. Doch dat alles is het begin der weeën."

 

En dat is dan een eerste gedenkteken waar we tegen onze kinderen en tegenover de wereld kunnen van vertellen: God zorgt voor mij en Hij is ook bereid om voor u allemaal te zorgen, want Hij is een liefdevolle Vader en Hij houdt van alle mensen. Hij vraagt alleen dat je op zijn Zoon, op Jezus, ziet en dat je je leven dan ook volledig aan Hem toevertrouwt.

 

En een tweede gedenksteen moeten wij ook op de oever plaatsen, met stenen uit de Jordaan: een monument zoals het volk oprichtte in Gilgal. Deze plaats ontleent er trouwens zijn naam aan, want Gilgal betekent "steenkring". Die stenen daar moesten herinneren aan twee geweldige wonderen van de Here: de doortocht door de Schelfzee en de doortocht door de Jordaan.

 

God blindelings vertrouwen en gehoorzamen

Jozua kreeg dus van God zelf de opdracht om die twee gedenkstenen op te richten. Hij krijgt reeds in hoofdstuk 3, in vers 12, een eerste bevel om die opdracht voor te bereiden: "Welnu, neemt u twaalf mannen uit de stammen van Israël, uit elke stam één man." (Jozua 3:12)

 

God vertelt er op dat moment nog helemaal niet bij waarom die twaalf mannen moeten worden klaar gezet. Jozua moet de Here gewoon gehoorzamen. Op het juiste moment zal God wel duidelijk maken wat de bedoeling is. God gebruikt ook heel dit gebeuren om Jozua in zijn leiderschap te bevestigen. Ik heb al vaak gedacht: "Het moet je maar overkomen, zoals Jozua; het moet je maar gebeuren dat de Heer jou aanduidt om iemand als Mozes op te volgen en om een volk als Israël te gaan leiden. Niet bepaald een taak om jaloers op te zijn.

 

In de eerste plaats was er Mozes: toch niet de eerste de beste; één van de grootste Godsmannen uit het Oude Testament. Maar achteraf beschouwd, had ook Mozes heel sterk opgezien tegen de taak die God op zijn schouders had gelegd. Hij had er helemaal niet naar uitgekeken, had zelfs alle moeite gedaan om die verantwoordelijkheid te ontlopen: "Heer, zendt alstublieft iemand anders; ik ben toch zo slecht in spreken. Ik heb helemaal niet de gave om met Farao te gaan praten.

 

Maar God had Mozes duidelijk gemaakt dat Hij het moest doen en niemand anders. Maar God had ook Mozes geen moment aan zijn lot overgelaten. Natuurlijk: Mozes bleef een mens zoals u en ik en we lezen in Exodus zowel van zijn zwakke als van zijn grootse momenten. God zelf deed het werk en God maakte telkens opnieuw het volk, dat vaak morde en ook vaak twijfelde of Mozes wel de geknipte leider was, duidelijk dat dit wel degelijk Zijn keuze was.

 

En God maakt ook aan Jozua duidelijk dat Hij hem wil steunen en wil bevestigen zoals Hij dat ook met Mozes gedaan heeft. "En de Here zeide tot Jozua: Op deze dag zal Ik beginnen u groot te maken in de ogen van geheel Israël, opdat zij weten, dat Ik met u zal zijn, zoals Ik met Mozes geweest ben." (Jozua 3:7)

 

God roept mensen

Dat is het geweldige in heel de heilsgeschiedenis. God bedient zich van mensen, maar Hij doet het werk. Die mensen, die God uitkiest, zijn gewone, zwakke mensen; maar Hij gebruikt ze voor Zijn taak, Hij bevestigt ze in die taak en Hij zal ze zelfs groot maken! Zelfs wanneer ze fouten maken en wanneer ze falen; zelfs wanneer anderen luidop hun twijfel beginnen uit te spreken. God richt ze op en bevestigt ze in hun taak. Wanner God iemand geroepen heeft, zal Hij zich enkel van hem of haar afkeren wanneer ze zich echt van Hem afwenden en voor zichzelf kiezen. Dan lopen ze het risico dat God "Zijn Geest van hen wegneemt"!

 

Fantastisch is ook dat God niet alleen leiders aanduidt en ze bevestigt, maar dat Hij heel het volk wil inschakelen om voor Hem die twee gedenkstenen op te richten. In die twaalf mannen die Jozua moest aanduiden, zonder vooraf te weten waarvoor, betrekt de Here het gehele volk, alle twaalf de stammen zonder uitzondering, bij het oprichten van die gedenktekens, bij het verheerlijken van zijn Naam.

 

En zo wil Hij ook vandaag ons gebruiken: voor het verkondigen van Zijn Naam, voor het vestigen van Zijn Koninkrijk op deze wereld. Uiterlijk is de Gemeente van Jezus slechts een groepje van kleine, zwakke mensen, vol fouten en gebreken. En de leiders die Jezus over die Gemeente heeft aangesteld zijn ook kleine, zwakke mensen, vervuld van vrees dat zij hun taak niet zullen aankunnen. Hoe kun je nu weten dat Gód de Gemeente van Jezus leidt? Iemand die met het evangelie in aanraking was gekomen stelde die vraag eens aan een predikant: "Hoe kan ik er nu zeker van zijn dat de Gemeente van Jezus inderdaad door God geleid wordt. Hoe kan ik weten dat dit echt Gods kerk is en niet gewoon een werk van mensen?"

 

En die predikant antwoordde: "Dat is heel eenvoudig. Probeer het zelf eens uit. Kies gewoon twaalf eenvoudige mensen uit en geef hun drie jaar lang onderricht over jouw godsdienstige opvattingen. Stuur ze dan op hun eentje de wereld in om die leer verder te verspreiden en kom binnen tweeduizend jaar dan maar eens kijken wat ze ervan terecht gebracht hebben."  Inderdaad: het feit dat Jezus Gemeente, ondanks alle tegenstand, ondanks alle onderlinge verdeeldheid, ondanks alle fouten en zwakheden, vandaag nog steeds bestaat is op zich een bewijs dat het Gods werk is. En net als bij het volk Israël is het God zelf die het werk doet, en wij moeten gewoon volgen en stil zijn en zonder vragen doen wat Hij opdraagt.

 

Wij hebben als taak voor de wereld gedenkstenen op te richten. Gedenkstenen die getuigen van Gods macht en van Gods liefde. Hebben wijzelf die macht en die liefde kunnen ervaren? En zijn wij bereid ons als "levende stenen" te laten gebruiken? Tot slot een bemoediging uit de eerste brief van Petrus: "...indien gij geproefd hebt, dat de Here goedertieren is. En komt tot Hem, de levende steen, door de mensen wel verworpen, maar bij God uitverkoren en kostbaar, en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijk huis, om een heilig priesterschap te vormen, tot het brengen van geestelijke offers, die Gode welgevallig zijn door Jezus Christus." (1 Petrus 2:3).

 

Bron :


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009