hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Kruisiging van Jezus : het historisch bewijs

Categorie
OP ZOEK NAAR GOD
Archeologie en de Bijbel

Toelichting

Kruisiging van Jezus : het historisch bewijs

 

Een nauwkeurige voorstelling
De kruisiging van Jezus wordt in alle vier Evangelieboeken in het Nieuwe Testament gedetailleerd beschreven. Niet alleen beschrijven deze vier verslagen deze historische gebeurtenis op een nauwkeurige manier, zij geven ook een grafische voorstelling van een Romeins gebruik dat absoluut door het archeologische bewijs is bevestigd.

Het Romeinse gebruik
In 1968 maakte de historische waarheid van de kruisiging van Jezus weer een grote sprong voorwaarts. In Israël werd een massagraf blootgelegd dat 35 mannenlichamen bevatte. Al deze mannen stierven rond de tijd van de Joodse opstand tegen Rome in 70 na Christus een wrede dood. Een inscriptie identificeerde één van de mannen als Yohan Ben Ha'galgol. Studies van zijn botten, die werden uitgevoerd door specialisten aan de Hadassah Medical School, stelden vast dat deze man achter in de 20 was en ongeveer 1.80 meter lang was.

Deze studies toonden eveneens op treffende wijze dat de man gekruisigd was op eenzelfde manier als de
kruisiging van Jezus. Een grote spijker was door beide voeten geslagen, die naar buiten waren gedraaid zodat de spijker aan de binnenkant van de Achillespees kon worden geslagen. Spijkers waren ook door de onderarmen geslagen, net onder de pols. Bestudering van de botten onthulde ook dat de benen van de man onder de knieën waren verbrijzeld. In Johannes 19:31-33 lezen we dat Romeinse beulen de dood van hun gekruisigde slachtoffers versnelden door hun benen te breken. Dit zorgde ervoor dat zij snel stikten omdat zij zich zo niet langer met hun benen konden opdrukken om hun longen te vullen.

Een andere archeologische vondst dateert uit de eerste eeuw na Christus. Het is een ongeïdentificeerd bot van de hiel dat in een begraafplaats in Jeruzalem werd gevonden. Dit treffende fossiel, dat nu door de Israël Antiquities Authority wordt bewaard en tentoongesteld in het Israël Museum, heeft zelfs nog een grote spijker in de hiel vastzitten. Het lijkt er op dat de beulen het bot raakten toen zij het slachtoffer aan het kruis sloegen en de spijker niet konden verwijderen toen zij het lichaam van het kruis verwijderden om dit te begraven.

Meer indirect bewijs
De kruisiging van Jezus wordt niet genoemd in de
Dode Zee Rollen, maar de oude teksten onthullen dat zowel de Joden als de Romeinen het gebruik van kruisiging haatten vanwege de extreme wreedheid hiervan. De rollen leggen ook uit dat de kruisiging een vorm van de doodstraf was die was voorbehouden aan slaven en aan hen die een bedreiging voor Rome vormden. Dit verklaart waarom Pontius Pilatus de doodstraf koos voor Jezus Christus, omdat Jezus een soort van "koningschap" beweerde te bezitten die een bedreiging vormde voor hen die religieuze en politieke macht hadden.

In 1878 werd in Nazareth een stenen inscriptie gevonden met daarop een verordening van Keizer Claudius van Rome. De officiële verordening kondigde aan dat graven niet verstoord mochten worden, en lichamen daaruit niet verwijderd mochten worden. De straf voor overtreders was de doodstraf. Het is interessant dat deze steen dateert uit ongeveer 50 na Christus, terwijl vóór deze tijd grafschennis niet als een vergrijp werd gezien dat zwaar genoeg was om de doodstraf voor uit te spreken. Claudius schreef deze verordening waarschijnlijk vanwege de onrust die ontstond door het prediken over de herrijzenis van Jezus, wat in 49 na Christus zelfs grote rellen veroorzaakte, toen niet-gelovende Joden stelden dat het lichaam van Jezus door zijn volgelingen gestolen was.

Het oordeel
De kruisiging van Jezus, zoals deze in de Evangelieboeken van het Nieuwe Testament wordt voorgesteld, is volledig in overeenstemming met de ontdekkingen die in dit korte artikel zijn belicht. Deze vondsten leveren direct bewijs voor al het andere bewijs over het leven, de dood en de herrijzenis van Jezus Christus.

 

Bron : http://www.allaboutjesuschrist.org/dutch/historisch-bewijs-voor-de-kruisiging-faq.htm

 

Het belang hiervan vaststellen
De herrijzenis van Christus is de kern van het Christelijk geloof:  de historische gebeurtenis waarmee de Christelijke doctrine valt of staat. De apostel Paulus maakte dit duidelijk in zijn eerste brief aan de Korintiërs: “Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos...Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn. (1 Korintiërs 15:13-14, 19).

In feite staat het Nieuwe Testament er op dat de lichamelijke herrijzenis van Christus een noodzakelijk voorwaarde van het Christelijk geloof is. Niemand kan hierbuiten worden gered. Deze nadruk wordt in verzen als Romeinen 10:9 gevonden: “Als uw mond belijdt dat Jezus de Heer is en uw hart gelooft dat God hem uit de dood heeft opgewekt, zult u worden gered.”

Het belang van de wederopstanding van Christus wordt verder aangetoond in het aantal keren dat deze gepredikt wordt en het enthousiasme waarmee deze gepredikt wordt terwijl de vroege kerk groeit (bijvoorbeeld: Handelingen 2:31; 4:33; 17:18; 26:23). Bijna elke openbare getuigenis van het Evangelie wijst op de herrijzenis van Christus als de hoop voor allen die naar verlossing verlangen.

De zaak vereenvoudigen
Het geloof van een individu in de herrijzenis van Christus (of het gebrek aan geloof hierin) kan in het algemeen worden samengevat door de antwoorden op drie vragen:

 

1. Stierf Christus werkelijk aan het kruis?

De herrijzenis van Christus is overduidelijk niet mogelijk als Hij niet eerst stierf.

 

2. Als Christus aan het kruis stierf, was de graftombe daarna werkelijk leeg?

Weer is dit vanzelfsprekend. Zonder een lege graftombe is het concept van de herrijzenis een zinloos iets.

 

3. Als de graftombe leeg was, hoe weten we dan dat de herrijzenis van Christus hier de reden voor was? Waren er verschijningen na de herrijzenis?

Als het aangetoond kan worden dat Christus stierf en in een graftombe werd geplaatst die later leeg bleek te zijn, dan kan er redelijkerwijs verwacht worden dat er een vuiltje aan de lucht was,  tenzij, uiteraard, Jezus aan individuen of groepen verscheen nadat de lege graftombe werd ontdekt.

 

Het betoog

 

Stierf Christus werkelijk aan het kruis?
Hoewel de "flauwte-theorie" (dat Christus niet stierf aan het kruis, maar in plaats hiervan het bewustzijn verloor en later in de graftombe weer bijkwam) op verschillende momenten in de moderne geschiedenis verschillende maten van geloofwaardigheid is gegeven door de schriftgeleerden, onthult een nadere beschouwing van de theorie de zwaktes er van.

 

Ten eerste zou de aard van de afranseling die Jezus had te verduren voordat Hij aan het kruis werd genageld alleen al genoeg zijn geweest om Hem in een shock-toestand te doen verkeren. De zweep die door de Romeinen werd gehanteerd: leren riemen met daarin verweven metalen ballen en voorzien van scherpe botstukken zou hoogst waarschijnlijk Zijn huid gebroken en doorsneden hebben, hierbij doordringend tot in de botten. Jezus bevond zich in zo'n kritieke toestand, dat het waarschijnlijk lijkt dat Hij in elkaar zakte terwijl Hij zijn dwarsbalk naar Golgota droeg wat de soldaten van de gouverneur er toe dwong om Simon deze voor hem te laten dragen (Mattheüs 27:32; Marcus 15:21; Lucas 23:26).

 

Romeinse soldaten waren erg bekwaam in wat zij deden, en als zij zouden falen om de kruisiging op correcte wijze uit te voeren, dan zouden hun eigen levens gevaar lopen. We kunnen er daarom behoorlijk zeker van zijn dat ze zich niet vergisten toen zij vaststelden dat Jezus dood was (Johannes 19:33). Eén van de soldaten "stak een lans in zijn zij" (vers 34) om er zeker van te zijn dat zijn beoordeling juist was.

Het laatste argument tegen de flauwte-theorie leunt op de reactie van de apostelen op de verschijningen van Christus na de herrijzenis. Als Hij slechts was flauwgevallen, en op een of andere manier in de koele lucht van de graftombe weer was bijgekomen, dan zou Hij er vreselijk toegetakeld uit hebben gezien. Gezien de zwaarte van de afranseling, zoals we hierboven beschreven, zou Hij weken, en misschien wel maanden, nodig hebben gehad om weer te herstellen. Een man in zo'n toestand zou met zekerheid de discipelen niet hebben kunnen inspireren, beangstigen en hen vervolgens verspreiden om over Zijn herrijzenis te prediken met een moed en vermetelheid die vaak hun eigen levens in gevaar brachten!

 

Was de graftombe van Christus werkelijk leeg?
Eén van de onbetwiste details van de wederopstanding is dat de graftombe inderdaad leeg was. De eerste indicatie hiervan is de reactie van de Joodse autoriteiten toen zij met de bewering van de discipelen werden geconfronteerd dat Jezus uit de dood was opgestaan. In plaats van het lichaam te voorschijn te toveren, of misschien wel een zoektocht te organiseren, gaven zij de soldaten die de graftombe hadden bewaakt geld om over deze kwestie te zwijgen (Mattheüs 28:11-15). Met andere woorden: in plaats van het ontkrachten van de beweringen van de discipelen, wezen zij deze slechts af. Paulus heeft het ook over de lege graftombe in 1 Korinthiërs 15:6, wanneer hij de verschijning van Jezus aan de 500 mensen vermeldt, "van wie ...de meesten nu nog leven". Omdat de ooggetuigen nog steeds in leven waren, zou het dwaas van hem zijn geweest om zo'n stoutmoedige uitspraak te doen die gemakkelijk als onwaar zou kunnen worden bewezen, als hij geen vertrouwen had gehad in de nauwkeurigheid hiervan.

 

Verscheen Christus na Zijn dood aan mensen?
Er bestaan veel bijbelse getuigenissen over de verscheidene onafhankelijke verschijningen van Christus aan meer dan 500 verschillende individuen na Zijn herrijzenis. De verslagen over de wederopstanding noemen in feite 12 verschillende verschijningen van Christus, beginnend met Maria van Magdala en eindigend met de apostel Paulus. Deze verschijningen zouden geen hallucinaties kunnen zijn geweest vanwege de diversiteit van de situaties en het aantal getuigen dat er bij betrokken was. Een "groepshallucinatie" is een niet-bestaand iets. Bovendien waren deze verschijningen fysiek en tastbaar van aard, zoals bewezen wordt door de handelingen van Christus (bijvoorbeeld eten met de discipelen en hen aanmoedigen om Zijn zij en Zijn handen aan te raken). Zijn herrezen lichaam, hoewel onsterfelijk, was zonder twijfel een fysiek lichaam.

De antwoorden op de bovenstaande vragen proberen om direct bewijs te leveren voor de historische waarheid van de wederopstanding van Christus. Op dit punt aangekomen lijkt het ons handig om ons af te vragen of er nog meer, indirect bewijs voor Zijn herrijzenis bestaat.

 

Bron : http://www.allaboutjesuschrist.org/dutch/herrijzenis-van-christus.htm

 

De inslag op zijn volgelingen
Het krachtigste indirecte bewijs voor de herrijzenis van Christus heeft te maken met de transformatie van Zijn discipelen. Ten tijde van de dood van Jezus waren de discipelen verspreid (alleen Johannes was bij de kruisiging aanwezig), bang (Petrus ontkende drie keer dat Hij Christus kende uit angst om met Hem geassociëerd te worden), en sceptisch (de twee discipelen op de weg naar Emmaus twijfelden zelfs terwijl zij met Jezus praatten; Thomas eiste fysiek bewijs voordat hij het wilde geloven). Het lijkt hoogst onwaarschijnlijk dat een groep mensen in zo'n droeve toestand zich ineens zou vermannen en de kerk starten die vandaag de dag nog steeds in stand is; een dergelijke transformatie is veel waarschijnlijker als deze in gang is gezet door een ontmoeting met de herrezen Christus. Wat zou anders de vermetelheid en de moed van een groep mensen kunnen verklaren, die zich eerst probeerde te verbergen? (Johannes 20:19)?

Meer indirect bewijs kan gevonden worden in de nadruk van de apostolische leerstellingen. In plaats van zich bijvoorbeeld te concentreren op één van de leerstellingen van Jezus uit de Preek op de Berg, verkondigden zij de herrijzenis van Christus. In feite bleven de apostelen "met grote kracht getuigen van de opstanding van de Heer Jezus" (Handelingen 4:33). Herhaaldelijke ontmoetingen met de herrezen Christus geven de beste verklaring voor de dominantie van dit thema.

Terwijl de apostelen de herrijzenis van Christus verkondigden, groeide de vroege kerk snel. Omdat zij een sekte binnen het Jodendom vormden -een religie die taai vasthoudt aan het monotheïsme- is het zeer verrassend dat zij Christus zouden verheven tot een staat van godheid, tot hem als hun Heer zouden bidden, en in Zijn naam gedoopt zouden worden! De lichamelijke herrijzenis van Christus, in combinatie met de komst van de Heilige Geest, is ook nu weer de beste verklaring.

Antwoorden op bezwaren
Veel bezwaren zijn al naar voren gebracht tegen de oprechtheid van de verslagen van de herrijzenis. Hoewel er al enkele zijn behandeld in dit artikel, ook al was dit maar kort, is er op zijn minst nog één andere die vaak genoeg naar voren wordt gebracht om er een nadere blik op te werpen.

De verslagen over de herrijzenis spreken elkaar tegen.

Als dit een bezwaar is dat je ooit hebt gehoord, of je er zelf vragen over hebt gesteld, kun je dan zomaar uit je hoofd één of twee specifieke tegenstrijdigheden opnoemen? Als je dat niet kan, vergeet dan niet dat een bezwaar zonder specifieke ondersteuning, slechts een bewering is! Intellectuele eerlijkheid vereist dat een bewering zoals deze, als deze in een debat gebruikt moet worden, op zijn minst met voorbeelden ondersteund moet worden.

Als we aannemen dat zulke voorbeelden zijn aangeleverd, dan is een nadere kijk hierop noodzakelijk. De primaire passages die hierbij betrokken zijn, zijn Mattheüs 28, Marcus 16, Lucas 24 en Johannes 20-21 met aanvullende verslagen in Handelingen en 1 Korinthiërs. Of je je nu wel of geen zorgen maakt over de harmonie van deze verslagen, het is een nuttige oefening om deze passages voor jezelf met elkaar te verzoenen na een zorgvuldige vergelijking ervan. Het zou duidelijk moeten worden dat, hoewel de verslagen in kleine details van elkaar verschillen, deze elkaar in een objectieve zin niet tegenspreken. Zij zijn feitelijk complementair en lijken op dezelfde manier met elkaar overeen te stemmen of van elkaar af te wijken als elke andere verzameling van onafhankelijke verslagen, als deze door bewogen ooggetuigen van zulk een dramatische gebeurtenis worden geproduceerd. Hopelijk zal een voorbeeld volstaan om deze complementaire aard aan te tonen.

 

Mattheüs 28:1 zegt dat Maria van Magdala de eerste was die de herrezen Christus zag, terwijl Paulus in 1 Korinthiërs 15:5 zegt dat Petrus de eerste ooggetuige van de wederopstanding was.

 

Deze schijnbare tegenstrijdigheid kan gemakkelijk tot overeenstemming worden gebracht wanneer het doel van het verslag van Paulus correct wordt begrepen. In deze brief verdedigt hij de herrijzenis vanuit een officieel en legaal standpunt, en hij geeft daarom een officiële lijst van ooggetuigen (vrouwen zouden in dit bepaalde culturele milieu hierin niet worden inbegrepen, omdat hun getuigenis niet in rechtszaken werd toegestaan). Het is daarom logisch dat hij Petrus zou noemen als de eerste officiële getuige van de herrijzenis.

Conclusie

De voorgaande discussie is slechts een korte behandeling van het bewijs voor en de bezwaren tegen de fysieke, historische wederopstanding van Christus. We hopen dat we een bruikbare benadering hebben aangedragen om met aanvullende bezwaren om te gaan, mochten deze naar voren worden gebracht (zoals een niet-fysieke herrijzenis, of het idee dat de verschijningen na de herrijzenis slechts visioenen waren). Onthoud dat de eerste reactie uit een eerlijke, objectieve kijk op de historische verslagen zelf moet bestaan. Misschien kan een dergelijke benadering je een stap dichter brengen bij het "geloof in je hart dat God Hem uit de dood opwekte"!

 

http://www.allaboutjesuschrist.org/dutch/herrijzenis-van-christus-2.htm


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009