hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Wetticisme : Komen we in de hemel door netjes te leven?

Categorie
OP ZOEK NAAR GOD

Toelichting

Hagar en Sara - twee verbonden (Galaten 4:21-31)

U hebt ongetwijfeld wel eens een gesprek gevoerd met een medemens die niet in God gelooft. Op het werk of in het kader van een evangelisatieproject.  Weet u nog wat voor reacties u kreeg toen u hem of haar opriep in God te geloven? Grote kans dat u ongeveer het volgende te horen hebt gekregen: “Moet u eens luisteren: ik doe geen mens kwaad, ik licht niemand op, ik kwets geen mens door te vloeken. Dus wat wilt u nog meer? Ik zou niet weten wat er aan mij moet worden veranderd! Ga maar naar een ander!” Wat steekt er achter zo’n reactie? Die persoon vindt dat hij het allemaal prima doet; hij leidt een fatsoenlijk leven waarop niemand aanmerking kan maken. Hij redt zichzelf wel. Zo’n reactie is feitelijk heel typerend voor hoe wij mensen zijn. Ik zeg nadrukkelijk: wij mensen.

 

Het is sinds de zondeval een grondpatroon in het leven van elk mens. Eva en Adam hebben zich laten verleiden door de (valse) belofte dat ze zouden worden als God: eigen baas zijn, onafhankelijk leven, zichzelf redden. Het is daarom ook niet vreemd dat we dit patroon altijd en overal weer tegenkomen. Ook in het leven van Israël en later in de christelijke gemeenten. De profeten gaan geweldig te keer tegen de sfeer van zelfgenoegzaamheid die voortdurend de kop opsteekt. De apostel Paulus is echt ten strijde getrokken tegen de gedachte dat een mens zijn eigen heil kan verdienen door het doen van goede werken. We komen dit patroon ook tegen in andere godsdiensten.

 

Juist binnen de islam neemt het vervullen van de plichten een bijzonder grote plaats in. Langs die weg kan een mens in het paradijs komen. Een Verlosser is daarvoor niet nodig. De boodschap van Galaten 4:21-31 is: De apostel Paulus roept de Galaten weg bij het Jeruzalem van zijn tijd om te gaan naar het hemels Jeruzalem:  weg uit de slavernij  naar de vrijheid. Er zit veel emotie in deze brief van de apostel Paulus. In het begin van hoofdstuk 3 staat: “Galaten, u hebt uw verstand verloren! Wie heeft u in zijn ban gekregen?” Je proeft de verontwaardiging van de apostel uit die woorden. Hij is ook verbaasd. In hoofdstuk 1:6 lezen we: “Het verbaast me dat u zich zo snel hebt afgewend van hem die u door de genade van Christus heeft geroepen en dat u zich tot een andere evangelie hebt gekeerd.” En dan die zware woorden in vers 8 van het eerste hoofdstuk: “Wanneer iemand u iets verkondigt dat in strijd is met wat ik u verkondigd heb, al was ik het zelf of een engel uit de hemel – vervloekt is hij!”

 

Wat is er dan aan de hand?

De zaak waarom het gaat, wordt in het begin van de tekst (vers 21) onder woorden gebracht: de Galaten willen onder de wet staan. Nu behoeft dat op zichzelf niet verkeerd te zijn. Bij het woord ‘wet’ mogen we denken aan de vijf boeken van Mozes waarin de omgang van God met zijn volk wordt beschreven. En het is helemaal terecht dat de Galaten die geschiedenis nu ook zien als hun geschiedenis ook al zijn zij geen nakomelingen van Abraham. Abraham is wel de vader van alle gelovigen en dus ook hun vader (Galaten 3:9). Dat de Galaten zich bij Abraham willen aansluiten is goed.

 

Maar de grote vraag is nu: Hoe willen zij zich bij Abraham aansluiten? Ze moeten namelijk bedenken dat Abraham twee zonen had: Isaäk en Ismaël. En bij welke ‘lijn’ haken zij nu aan? Om te verduidelijken wat hij bedoelt, laat de apostel Paulus de lijn van Ismaël zien door een paar namen op een rijtje te zetten: Hagar – Sinaï – Arabië – het huidige Jeruzalem. Deze lijn noemt hij de bedeling van de slavernij. En wanneer wij die namen zo zien staan, komt er wel een vraag naar boven: Past de Sinaï wel in deze rij? Dat is toch de plaats waar de HERE zijn verbond met het volk heeft gesloten. En dat verbond staat juist in het kader van de bevrijding! Uit het verband van de brief wordt wel duidelijk waarom de apostel dit doet. Hij heeft te maken met Joden die enerzijds aan de wet van de HERE willen vasthouden maar anderzijds Jezus Christus verwerpen. Wie zo doet, gaat verkeerd om met de wet. Die vervalt tot wetticisme; die denkt het grotendeels zelf te moeten doen. Dat was dan ook de praktijk in het Jeruzalem van die tijd. Een praktijk die we kennen tot op de dag van vandaag onder de orthodoxe Joden. Wie Jezus als de Christus verwerpt, zet de Sinaï op een andere plaats. In de tijd van de apostel Paulus vormden de Arabieren het rijk van de Nabateeën. Dat rijk omsloot het zuidelijke gedeelte van het Overjordaanse en de Sinaï – woestijn. Zo lag de berg Sinaï in Arabië. Paulus zegt nu: “Voor wie Jezus Christus verwerpt ligt Sinaï niet alleen letterlijk in Arabië maar ook in de geestelijke zin van het woord.” De Sinaï ligt dan in het land van Hagar, de slavin. En de grote vraag is nu: Galaten, bij welke familie willen jullie aansluiten? Bij een familie van slaven of bij een vrij volk? Het is niet alleen een vraag voor de Galaten uit de tijd van de apostel Paulus. In feite is dit een vraag voor alle tijden.

 

In de inleiding heb ik al gewezen op de aantrekkelijkheid van een doe-het-zelf-geloof. Altijd en overal willen mensen zichzelf redden, al dan niet in samenwerking met goden en godinnen of andere hogere krachten. Vandaag concentreren we ons op de moslims. In de tijd van de apostel was nog geen sprake van de islam. Pas in de zesde eeuw na Christus heeft Mohammed de grondslag gelegd voor deze godsdienst. Wat is nu zo typerend voor de islam? De moslims kiezen nadrukkelijk voor de lijn van Ismaël! Volgens de koran heeft Abraham samen met Ismaël de Ka’ba in Mekka gebouwd. Het heiligdom dat zo’n grote rol speelt bij het vervullen van de godsdienstige plichten door de moslims. Ismaël is het symbool van de werkheiligheid. Toen Abraham geen kinderen ontving bij Sara, meende hij zelf te moeten zorgen voor nageslacht. En zo nam hij de slavin Hagar. Wie onder de wet wil gaan staan en tegelijk Jezus Christus verwerpt, kiest voor de lijn van Ismaël. Dat is een bijzonder pijnlijke boodschap voor de Joden in het Jeruzalem van die tijd. En daarvoor wil de apostel de Galaten bewaren. In vers 30 lezen we de woorden: Maar wat zegt de Schrift? Jaag de slavin en haar zoon weg. De boodschap is duidelijk: De Galaten moeten rechtsomkeer maken. Ze haken aan bij de verkeerde lijn, ze hebben zich het hoofd ‘gek’ laten maken. De apostel doorbreekt op een bijzonder scherpe manier de betovering waarin ze zijn geraakt.

 

De apostel Paulus roept de Galaten weg bij bij het Jeruzalem van zijn tijd. Dat Jeruzalem is een centrum van slavernij geworden. De Galaten moeten zich richten op het hemelse Jeruzalem. Dat is het centrum van de vrijheid. Daar wonen de mensen die zijn verlost van de overtuiging dat zij zichzelf moeten en kunnen redden. Daar wonen vrije mensen die hebben begrepen wat het is om van genade te leven. Ze hebben gehoor gegeven aan de uitnodiging: “Kom maar naar mij, jullie die vermoeid zijn en onder lasten gebukt gaan, dan zal ik jullie rust geven. Neem mijn juk op je en leer van mij, want ik ben zachtmoedig en nederig van hart. Dan zullen jullie werkelijk rust vinden, want mijn juk is zacht en mijn last is licht” (Mattheüs 11:29-30).

 

Je komt niet in het hemelse Jeruzalem door eigen prestatie en verdienste. Dat wordt door de apostel onderstreept met een citaat uit Jesaja 54. Daarin wordt Israël uitgebeeld als een eenzame vrouw zonder kinderen, die ook geen kinderen meer te verwachten heeft. Zo heeft de profeet Jesaja het volk uitgetekend toen het door de HERE in ballingschap was gevoerd. Een volk zonder toekomst. Naar de mens gesproken een hopeloze situatie. Elke opening naar een toekomst ontbreekt. In die situatie mag Jesaja aankondigen dat God Zelf een opening zal geven. De HERE Zelf zal die eenzame en onvruchtbare vrouw kinderen geven. Uit het vervolg van zijn woorden blijkt wel wat hiermee wordt bedoeld: de HERE zal uit allerlei volkeren mensen naar Jeruzalem brengen. Het is een aankondiging van het Pinksterfeest. De boodschap is wel duidelijk: Wie denkt zichzelf te kunnen redden, is een slaaf die kreunt onder het gewicht van zijn eigen juk. Een slaaf die bij al zijn zwoegen geen stap verder komt. Daarvoor wil de apostel Paulus de Galaten bewaren.  Hij heeft hen nog niet afgeschreven. In vers 28 spreekt hij hen aan als ‘kinderen der belofte’. Dat zijn mensen die het niet van zichzelf verwachten maar van God. Maar het komt er nu wel op aan dat ze zich niet laten ‘vangen’ in de netten van de slavendrijvers.

 

De islam is op veel manieren te typeren. In de kranten gebeurt dat vaak met termen als achterlijk, middeleeuws of primitief. De apostel Paulus reikt hier een geestelijke taxatie aan. Hij spreekt over (geestelijke) slavernij. En uit alles blijkt dat hij bewogen is met hen die in die geestelijke slavernij verkeren. Daarmee zet hij ook voor u de goede toon in uw omgang met moslims. Het gaat om behoud van deze mensen. De aanwezigheid van moslims mag door u niet alleen als een bedreiging worden gezien maar zeker ook als een uitdaging. Wie gelooft in Jezus Christus heeft het eeuwige leven. Hij heeft voor u volbracht wat u niet kunt. Dat is genade.  Dat is vrijheid.

 

Bron : http://www.gasthuiskerk.eu/userfiles/file/Preek_LWdeGraaff_gal4_ondersteun_getuigenis_onder_moslims.pdf


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009