hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Geld (Wat zegt de Bijbel over geld?)

Categorie

Toelichting

Geldbesteding

 

Je geld of je leven! (Bijbelstudie Lukas 18:18-30)

Het is niet te hopen dat je dit meemaakt. Je hebt net je spaarcenten uit de muur gehaald om eindelijk dat mooie muziekinstrument te kunnen kopen en dan word je overvallen. Een dief richt zijn pistool op je en schreeuwt: ‘Je geld of je leven!' Ook als je heel vast zit aan je geld, maak je op zo'n moment de goede keuze: je kiest voor je leven en je geeft je geld af. Beter triest dan dood.

 

Je geld of je leven! Als ik Lukas 18:18-30 lees, moet ik ook daaraan denken. Nu is Jezus zeker geen dief van je geld, maar heel radicaal klinkt toch wel z'n oproep in vers 22: ‘Verkoop alles wat je hebt en deel het uit onder de armen en je zult een schat in de hemel hebben.' Jezus pakt deze gast wel heel frontaal en radicaal aan. Zielig vind ik het, want hij bedoelt het allemaal zo goed. Ik kan me ook heel goed voorstellen dat Jezus' volgelingen in koor roepen: ‘Als Jezus zoveel vraagt, wie kan dan zalig (gered) worden?'

 

Scherpe kantjes
Tijdens mijn opleiding tot zendeling las ik een boekje waar ik mijn hele leven niet meer los van ben gekomen. De titel van dit boekje zinspeelt op dit bijbelgedeelte en vooral op vers 26: ‘Kan ook een rijke zalig worden?' Het was voor mij toen een heel belangrijke ontdekking dat het in de Bijbel zo vaak gaat over het thema ‘arm en rijk'. Met name de evangelist Lukas benadrukt het. Waarom? In de tijd dat hij zijn evangelie schreef, nam het aantal rijken in de kerk toe. De rijke Theofilus aan wie hij zijn evangelie opdroeg (1:3), behoorde tot een doelgroep die hij graag wilde bereiken en bekeren. Wat mij dan verbaast is: Lukas haalt niet de scherpe kantjes van het evangelie af om zodoende het voor die rijken gemakkelijker te maken in het volgen van Jezus. Integendeel: hij scherpt het evangelie eerder nog aan op dit punt.

Mensen die bezig zijn rijker en rijker te worden, lopen het risico om hun oren dicht te doen voor dit soort bijbelgedeelten. Ze omwikkelen het scherpe zwaard van Jezus' woorden met zacht fluweel door bijvoorbeeld te wijzen op Abraham. Was hij ook niet heel rijk en toch ook zalig? Of ze vinden dat deze radicale oproep van Jezus aan deze jonge man niet voor alle mensen geldt. Of ze zeggen dat het God niet gaat om materiële rijkdom of armoede, maar om geestelijke rijkdom. Ze horen graag een preek over een rijke Christus voor een arme zondaar, maar verzetten zich openlijk of minder openlijk tegen het volgen van een arme Jezus die alles van je vraagt.

 

Grote offers
Het waren vroeger meestal monniken en nu arme medechristenen van een zendingskerk die ons aan dit thema herinneren. Zelf hebben mijn vrouw en ik onder andere op grond van dit bijbelgedeelte ervoor gekozen om in Lima (Peru) niet in een nette rijke wijk te gaan wonen, maar in de arme wijk waar onze kerk zou komen te staan. Op zendingsavonden heb ik regelmatig Lukas 18:29-30 gelezen en ik ben ervan overtuigd dat we echt hebben ervaren dat deze tekst waar is. We lieten familie en vrienden achter en we deelden veel met onze arme gemeenteleden in Lima. Toch zijn we er niet armer van geworden.

Nu ik al weer een tijd terug ben in Nederland, merk ik ook dat dit soort bijbelgedeelten er niet als koek bij mij ingaan. En ik kom weinig mede-landers tegen die zich laten gezeggen door zo'n bijbelgedeelte. Het botst op wat ‘in' is. Wie wil er nu niet rijk worden en rijk blijven? Een mooie baan, het nieuwste mobieltje, een eigen huis, een mooie vrouw, een lief kind en een leuke hond: dat lijkt velen het einde. Als deze rijken ook naar een kerk gaan, willen ze natuurlijk niet alleen aan zichzelf denken. Ze doen hun duitje in het zakje. Maar grote offers moet het geloven niet kosten.


Kwetsbare plek
Eigenlijk kunnen we ons goed verplaatsen in die rijke regent, want Lukas noemt het woord jongeling niet. Die komt met een heel serieuze vraag bij Jezus: “Wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven?” Hij beseft dat niet iedereen zomaar in het Koninkrijk van God komt. De vraag hoe het Koninkrijk komt en wie er binnen gaat, is de belangrijkste vraag die in de buurt van Jezus opkomt (Lukas 17:20 vv.) De rijke gast meent oprecht dat hij zelf een goede kans maakt om daar binnen te komen. Hij houdt zich aan de tweede tafel van de wet. Dat is toch heel veel. En uit het liefhebben van de naaste, mag hij toch concluderen dat hij God ook liefheeft. Jezus test dat laatste door van hem iets heel radicaals te vragen. Hij raakt hem precies op die ene kwetsbare plek: zijn portemonnee. Zou je er alles wat je hebt voor willen loslaten om zo -arm geworden- Jezus te volgen?

 

Hebben of zijn
Het gaat in dit bijbelgedeelte eigenlijk om de tegenstelling tussen hebben of zijn. Ben je nu iemand door wat je hebt of om wie je bent? Wie weinig is, wil dit compenseren door veel te willen hebben. Hoe meer je gelooft dat je er in Gods Naam mag zijn, des te minder hoef je jezelf waar te maken door te pronken met wat je hebt. De rijke jongeling heeft veel en doet veel goeds, maar is niet met Jezus verbonden en is daarom eigenlijk nog niemand. Daarom wil Jezus hem via Zijn radicaal verzoek eerst arm maken, om hem zo iemand te laten worden en te zijn. Om daarna te ontdekken dat alles wat hij is en heeft, een genadegeschenk is.

Jezus stelt hoge eisen. Maar de scherpe eis van Jezus is het enige wat ons los kan snijden van ons bezit, van ons hebben en houden, en ons kan brengen tot het echte mens zijn. Wie Jezus niet toestaat om aan zijn geld te zitten en vindt dat God niets met zijn geld te maken heeft, is op weg om bezeten te raken van zijn bezit. Die zondigt. Die mist zijn doel, namelijk: worden als een kind, dat blij het Koninkrijk ontvangt en zo de Koning te rijk is. Dat staat in schril contrast met: hij werd bedroefd, want hij was zeer rijk (v.23). Dat ene ding wat hem ontbrak (vers 22), was niet weinig. Er moest niet iets kleins aan zijn godsdienstig bezit worden toegevoegd, maar alles van hem moest eraan en eraf om die Ene Nodige (Jezus) te kunnen volgen. Het ontbrak hem aan gebrek. Hij wilde zijn leven niet verliezen, om het zo te behouden.

 

Loslaten
Als we door God aangesproken worden op ons geld, gaat het Hem om ons hart, ons leven. Geld is dus geen bijzaak. En helemaal niet iets waar we eigen baas over zijn. Het gevaar van geld is namelijk dat het je zo de baas wordt. Dat je er slaaf van wordt. Wie vast zit aan zijn geld, verspilt het eeuwige leven. Loopt op een doodlopende weg. Jezus is een chirurg die een scherp mesje hanteert met het doel om te helen.

Ik weet niet waar Jezus bij jou het chirurgenmesje in moet zetten. Niet bij iedereen is geld het hoofdprobleem. Wat blokkeert jou om allereerst en allermeest Jezus na te volgen? Wat zou jij moeten loslaten? Ben je bang om veel of alles te verliezen? Jezus belooft: ‘Wie eerst het Koninkrijk Gods zoekt en wie daarom alles wat hij heeft op de tweede plaats durft zetten, hem of haar zal al het andere bij het binnengaan van dat Koninkrijk geschonken worden' (Mat.6:33). Zo'n volgeling van Jezus wordt rijker dan ‘ie was.

 

Schrijver: Ds. L.W. Smelt
Bron: Cruciaal jaargang 2, nummer 1

 

Bron : http://www.hgjb.nl/voor-jou/themas/hoe-leef-ik/je-geld-of-je-leven-181.html


Bijbelteksten
Prediker  5  : 9

Wie van geld houdt, kan er niet genoeg van krijgen. Wie verzot op rijkdom is, is altijd op meer gewin belust. Ook dat is enkel leegte. (NBV-vertaling)

In dit gedeelte wordt beschreven hoe je van geld en bezittingen afhankelijk wordt. Dit is een machanisme dat kenmerkend is voor geld en materiële welvaart. Op het moment dat je het meer waarde geeft dan het verdient, wordt je er afhankelijk van; je raakt er als het ware aan verslaafd. Het zal namelijk nooit kunnen voorzien in je steeds maar groeiende behoeftes. Hierdoor kom je in een neerwaartse spiraal terecht, waarbij je steeds meer wil hebben en daardoor eigenlijk steeds minder gelukkig wordt. Op dat moment kun je het geld met recht een afgod noemen. Je gaat het aanbidden en wordt ervan afhankelijk: je buigt ervoor.

Bron : Vragen Helpdesk Live


1 Korinthiers  15  : 1  t/m 3
Wat nu de inzameling voor de heiligen betreft, doet ook gij, evenals ik het in de gemeente van Galatië geregeld heb: elke eerste dag van de week legge ieder naar vermogen thuis iets weg, en hij spare dit op, zodat er niet eerst na mijn komst inzamelingen moeten gehouden worden. Wanneer ik dan aangekomen ben, zal ik hen, die gij daarvoor geschikt acht, met brieven zenden om uw liefdegave te Jeruzalem af te dragen. (NBG-vertaling)

Volg voor de collecte voor de arme gelovigen de richtlijnen die ik de gemeenten van Galatië heb gegeven. Die komen hierop neer, dat ieder van u elke zondag iets opzij moet leggen van wat hij heeft verdiend. Bewaar het tot ik bij u kom. Dan ligt het geld tenminste klaar en kan ik de mannen die u daarvoor aanwijst, deze gift naar Jeruzalem laten brengen. Ik  zal hun enkele aanbevelingsbrieven meegeven. (Het Boek)

De christenen in Jeruzalem leden armoede en honger. Daarom zamelde Paulus geld voor hen in. Hoewel de verspreiding van het Evangelie vanuit Jeruzalem was begonnen, maakte de gemeente daar nu moeilijke tijden door (zie Romeinen 15:25, 2 Korinthiërs 8:4, 9:1vv) Paulus stelde de gemeenteleden voor dat zij elke week een bedrag opzij zouden leggen voor de gemeente in Jeruzalem. Hij kon het eindbedrag meenemen naar Jeruzalem. Paulus was van plan vanuit Efeze rechtstreeks naar Korinthe te komen, maar hij veranderde van gedachten (2 Korinthiërs 1,2). Toen hij uiteindelijk aankwam, nam hij de gift in ontvangst en bezorgde die in de Jeruzalemse gemeente (Handelingen 21:18, 24:17).

Bron : "Het Leven" (Praktische levenslessen uit Het Boek) 



1 Timotheus  3  : 1  t/m 7
Een opziener moet onberispelijk zijn. Hij kan slechts de man van één vrouw zijn en hij moet sober, bezonnen, gematigd, gastvrij en een goede leraar zijn. Hij mag niet te veel drinken of driftig zijn, maar hij moet vredelievend en vriendelijk zijn, en niet geldzuchtig. Hij moet zijn huisgezin goed leiden en op een waardige manier gezag over zijn kinderen uitoefenen. Als iemand geen leiding kan geven aan zijn huisgezin, hoe zou hij dan voor de gemeente van God kunnen zorgen? Hij mag ook niet iemand zijn die net bekeerd is; anders raakt hij verblind en valt hij ten prooi aan de duivel. Verder moet hij buiten de gemeente een goede reputatie hebben, zodat hij niet in opspraak komt en door de duivel wordt gestrikt. (NBV-vertaling)

Waaraan moet een een oudste/ouderling voldoen:
1. Een oudste/ouderling moet onberispelijk zijn.
2. Een oudste/ouderling mag maar één vrouw hebben (getrouwd zijn).
3. Een oudste/ouderling moet wakker zijn. (Statenvertaling)
4. Een oudste/ouderling moet sober zijn.
5. Een oudste/ouderling met bezonnen zijn.
6. Een oudste/ouderling moet eerbaar zijn.
7. Een oudste/ouderling moet gastvrij zijn
8. Een oudste/ouderling moet bekwaam zijn om te leren
9. Een oudste/ouderling moet niet verslaafd zijn aan alcohol.
10. Een oudste/ouderling moet niet driftig zijn.
11. Een oudste/ouderling moet geen vuil-gewinzoeker zijn.
12. Een oudste/ouderling moet bescheiden zijn.
13. Een oudste/ouderling moet vredelievend zijn.
14. Een oudste/ouderling moet niet geldzuchtig zijn.
15. Een oudste/ouderling moet goed zijn gezin leiden.
16. Een oudste/ouderling moet niet een pas bekeerde zijn.
17. Buiten de gemeente moet een oudste/ouderling ook een goede reputatie hebben.

Daarom moet een oudste/ouderling in de gemeente iemand zijn die niet geldzuchtig is. Ook een vrouw van een oudste/ouderling moet zich waardig gedragen, ze mag niet kwaadspreken en moeten sober en in alles betrouwbaar zijn.
1 Timotheus  6  : 10
"Want de wortel van alle kwaad is geldzucht. Door zich daaraan over te geven, zijn sommigen van het geloof afgedwaald en hebben ze zichzelf veel leed berokkend." (NBV-vertaling)

Want de liefde voor het geld is de oorzaak, dat sommigen van het geloof afgedwaald zijn en ze hebben daarom zichzelf veel leed berokkend.
2 Timotheus  3  : 1  t/m 5
"Weet dat de laatste dagen zwaar zullen zijn. De mensen zullen egoïstisch zijn, geldzuchtig, zelfingenomen en arrogant. Ze zullen God lasteren, geen ontzag tonen voor hun ouders, ondankbaar zijn en niets heilig achten. Ze zullen harteloos zijn, onverzoenlijk, lasterziek, onbeheerst en wreed. Ze zullen het goede haten en onbetrouwbaar, roekeloos en verblind zijn. Het genot zullen ze meer liefhebben dan God, ze zullen de schijn van vroomheid ophouden, maar de kracht ervan miskennen. Keer je af van zulke mensen."

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009