hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Orgaantransplantatie (VERDER UITWERKEN)

Categorie
Maatschappelijke vraagstukken

Toelichting

Orgaantransplantatie
Onder transplantatie verstaat men het overbrengen van weefsels en organen, van het ene naar het andere lichaam, of van de ene naar de andere plaats van een lichaam. Een voorbeeld van dit laatste is het overplanten van een stuk huid van het been naar de arm, omdat de arm ernstig verbrand is. De donor en de ontvanger zijn in dat geval dezelfde persoon. Maar het weefsel kan ook van een ander persoon afkomstig zijn. Zo iemand noemen we een donor, iemand die organen en/of weefsels afstaat voor transplantatiedoeleinden. Dit kan zowel vóór als na diens overlijden plaatsvinden. Een ontvanger krijgt weefsel of een orgaan ingeplant dat door een donor is afgestaan. Dit weefsel of orgaan wordt ook wel het transplantaat genoemd.

Technische mogelijkheden
De meeste chirurgisch-technische problemen zijn tegenwoordig grotendeels opgelost, maar het grootste probleem, namelijk de afstoting van transplantaten, nog maar ten dele. Van nature verdraagt het menselijk lichaam geen lichaamsvreemde stoffen en maakt er juist antistoffen tegen. Dit vormt tot op heden één van de grote problemen van de transplantatiegeneeskunde. Toch is het de laatste vijftien jaar mogelijk geworden om een steeds groter aantal transplantaties te verrichten met steeds betere resultaten. Een aantal factoren heeft tot deze verbetering geleid. Te noemen zijn de betere technieken om organen te bewaren, betere technieken op het gebied van de bloedtransfusie en weefseltypering, betere middelen die afstotingsreacties tegengaan en de steeds ruimere ervaring van de zogenaamde transplantatieteams. Het afweersysteem van de mens tegen lichaamsvreemde stoffen kan wel steeds beter onderdrukt worden. Dit heeft echter ook nadelige effecten. Zo zal het afweersysteem ook minder krachtig worden in de verdediging van het lichaam tegen allerlei infecties en dergelijke.

Enkele organen en weefsels die getransplanteerd kunnen worden zijn met name hart, lever, nieren, alvleesklier (experimenteel), longen (experimenteel), hoornvlies, huid, bot, hartkleppen en beenmerg. Er worden op dit moment onder andere experimentele transplantaties uitgevoerd met zenuwweefsel, stembanden en ook met foetaal (hersen)weefsel.

De donor
Een aantal weefsels en organen kan worden afgestaan tijdens het leven. Deze vorm van transplantatie ontmoet dikwijls minder afwijzing. Hier gaat het meestal om weefsel dat door het lichaam opnieuw aangemaakt wordt. Voorbeelden hiervan zijn bloed (bloedtransfusie is in feite de meest eenvoudige vorm van transplantatie), beenmerg en huid. Maar ook het afstaan van sommige organen, zoals een nier, is tijdens het leven mogelijk. Met één nier kun je leven, hoewel de donor wel extra risico's gaat dragen. De operatie om de nierverwijdering mogelijk te maken, brengt risico mee en als de overgebleven nier ziek wordt kunnen problemen ontstaan. Aan de andere kant kan door het afstaan van een nier ten behoeve van (meestal) een familielid diens leven gered of levenssituatie aanzienlijk verbeterd worden. De meeste organen worden evenwel verwijderd uit lichamen van mensen die overleden zijn. Voor het verkrijgen van organen voor transplantatiedoeleinden is de meest geschikte doodsoorzaak van de donor uiteraard het overlijden aan hersenletsel (bijvoorbeeld door een verkeersongeval of hersenbloeding). Totale hersendood betekent dat zowel de hersenschors (verbonden met onder andere bewustzijn en denken) als de hersenstam (verbonden onder andere met de vitale lichaamsfuncties zoals ademhaling, regeling van bloeddruk en temperatuur) niet meer geheel functioneren. Nadat de hersendood is vastgesteld, kunnen de uitgevallen hersenfunctie tijdelijk worden vervangen door bepaalde apparatuur. Daardoor kunnen organen en weefsels van een overleden patiÎnt gedurende korte tijd in een redelijke conditie gehandhaafd worden voor overplanting in een ander lichaam.

Toestemming
Veelal is transplantatie mogelijk, omdat de donoren tijdens hun leven een donorcodicil hebben ingevuld. Een codicil is een laatste wilsbeschikking. Zo houdt een donorcodicil in, dat men als laatste wil vastlegt, dat men na het overlijden organen beschikbaar stelt voor transplantatiedoeleinden.

Grenzen
Een veelvoorkomende vraag is, of er organen en weefsels zijn, die niet getransplanteerd mogen worden. In principe is de menselijke identiteit in elke lichaamscel aanwezig. Maar de persoonlijke identiteit komt in sommige cellen wel veel duidelijker tot uitdrukking dan in andere cellen. De geslachtsorganen die de geslachtscellen produceren (eierstokken bij de vrouw en testes bij de man) zijn hiervan een duidelijk voorbeeld. Bij transplantatie van die geslachtsorganen zou de ontvanger eventueel kinderen kunnen krijgen die genetisch nakomelingen zijn van de donor. Dit achten wij onaanvaardbaar. Ook de transplantatie van hersenweefsel wordt wel ethisch onaanvaardbaar genoemd, omdat de identiteit van de donor daarmee te zeer zou zijn verbonden.

Bijbelse uitgangspunten

De Bijbel laat zien, dat we met alle eerbied moeten omgaan met het leven van mensen. Niet in de eerste plaats om het leven zelf, maar omdat God er de Schepper en Onderhouder van is. Hij vraagt eerbied voor Zichzelf en voor de dingen door Hem geschapen. Zelfbeschikkingsrecht past niet in een Bijbelse levenshouding, maar gehoorzaamheid aan de Gever bepaalt ons handelen. Zelfbeschikkingsrecht kan gezien worden als een verabsolutering van wat wel een Christelijk principe is namelijk de (eigen) verantwoordelijkheid van ieder mens voor zijn lichaam en leven. We zijn immers ook over ons leven geen heer en meester, maar rentmeester. Dit betekent dat we er in verantwoordelijkheid en met grote zorgvuldigheid mee moet omgaan. Ons lichaam is niet van minder waarde dan ons geestelijke 'zijn', maar God heeft de mens geschapen als een wonderlijke eenheid, als kroon op de schepping, naar Zijn beeld. Ons lichaam moet een tempel zijn van de Heilige Geest (I Kor. 6:19). In die 'tempeldienst' worden we geroepen tot dienst aan God, maar ook tot dienst aan de naaste. We worden in de Bijbel steeds weer opgeroepen tot het betonen van liefde aan de naaste. Wel is het goed te beseffen, dat de transplantatiegeneeskunde een uiting is van het overheersende mensbeeld van de moderne geneeskunde, waarbij de organen in geval van ziekte als repareerbare of zo nodig als vervangbare onderdelen gezien worden. Deze opvatting van het menselijk lichaam staat haaks op het Bijbelse verstaan van de mens, waarin het mens-zijn en de eigen identiteit wezenlijk met het lichamelijke bestaan zijn verbonden. De immunologische afweer van het lichaam tegen lichaamsvreemde stoffen en organen maakt reeds duidelijk dat het huidige medische 'reparatiemodel' ook biologisch gezien maar gedeeltelijk opgaat. Wat de consequenties zijn van deze verschillen in mensvisie voor onze opstelling tegenover orgaantransplantatie is niet zomaar te zeggen. We maken immers allen wel op ÈÈn of andere manier gebruik van diezelfde moderne geneeskunde en voor veel mogelijkheden ervan kunnen we met recht dankbaar zijn. Naar het ons voorkomt, noopt het achterliggende denken ons tot een houding van grote voorzichtigheid en zorgvuldigheid bij het omgaan met (de mogelijkheid van) orgaantransplantatie. Naastenliefde Het afstaan van organen voor transplantatiedoeleinden kýn gezien worden als een concrete invulling van het gebod onze naaste lief te hebben als ons zelf. Als deze zienswijze juist is dan ligt het voor de hand deze vorm van gehoorzaamheid aan het liefdegebod ook nog geoorloofd te achten in het uur van ons sterven. Het handelen van Jezus Christus maakt duidelijk hoe wij behoren te staan tegenover ziekte en handicaps. Als de grote Heelmeester heeft Jezus op aarde zieken genezen. Ook wij mogen zoeken naar genezing en herstel. Maar niet ongelimiteerd. De Christelijke vrijheid is gebonden aan Christus en zijn Woord. Christus zegt: "Ik ben de Opstanding en het Leven" (Joh. 11:25). Voor de gelovige bepaalt dat zijn bestaan. Dat doet zeggen: "Hetzij wij leven, hetzij wij sterven, wij zijn des Heren" (Rom. 14:8). Dat relativeert onmiddellijk ons overspannen streven naar verlenging van het leven. Immers, het leven in Christus wordt door de dood niet teniet gedaan. Naastenliefde kan bij de donor een drijfveer zijn. Naastenliefde mag hier ook de enige drijfveer zijn. Ook de politiek is de mening toegedaan dat het afstaan van weefsels en/of organen beschouwd moet worden als een gift. Dat wil zeggen dat er geen betaling tegenover hoort te staan. Behalve dat financiÎle prikkels ethisch onaanvaardbaar zijn, mag de donor ook niet emotioneel gedwongen worden om een orgaan of weefsel af te staan. De donor moet kunnen rekenen op voldoende deskundige voorlichting en de beslissing zal in alle vrijwilligheid genomen moeten worden. Dit laatste is in de praktijk moeilijk omdat donor en ontvanger vaak familie van elkaar zijn (bijvoorbeeld ouder en kind). Als het gaat om minderjarigen mag geen materiaal worden weggenomen tenzij bijvoorbeeld een familielid alleen op deze manier in leven gehouden kan worden en als het geen blijvende nadelige gevolgen heeft voor de lichamelijke toestand van het kind. Afsluitend, in een Christelijke benadering zullen we ons bewust moeten zijn van het feit dat de God van het leven eerbied vraagt, voor Zichzelf en voor ieder mens, omdat die is geschapen naar Zijn beeld. Vanuit deze relatie tot God is er de oproep onze naaste lief te hebben als ons zelf. Orgaandonatie kan als een uiting hiervan opgevat worden. Toch mag onzes inziens in de oproep tot naastenliefde niet zonder meer een oproep tot orgaandonatie worden gelezen. Iedereen zal in vrijwilligheid een keuze moeten kunnen maken omtrent het afstaan van organen na overlijden. Daarbij is het goed ons af te vragen of we, als we zelf in de situatie verkeren dat een transplantatie levensreddend zou kunnen zijn, die ingreep dan zouden willen of zelfs mogen weigeren? En als we in dat geval wel zouden willen ontvangen, is het dan egoÔstisch niet te willen afstaan? Onze keus moet een beslissing in geloof zijn, te nemen in de weg van bestudering van Gods Woord en van gebed. Een ieder zij in zijn eigen geweten ten volle verzekerd. Dit artikel is een door H. Jochemsen en B.S. Cusveller verkorte en enigszins bewerkte versie van: J. Verhey, "Orgaantransplantatie", in Prof.dr. G.A.Lindeboom Instituut (red.), Christelijke oriÎntatie in medisch-ethische onderwerpen (hfdst. 6), Amsterdam/Veenendaal: 1992.


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009