We zeggen allemaal dat we geloven, maar weten we ook wat het inhoud om te geloven?
We leven in een wereld waarin steeds meer mensen God vaarwel zeggen, de kerken lopen leeg. Veel mensen zeggen wel dat ze geloven, maar willen er eigenlijk niets voor doen. Ze denken dat het zo ook wel goed met hen komt, maar is dat zo? Aan de hand van onder andere Hebreeën 12: 1-3 hoop ik op deze vragen een duidelijk antwoord te geven.
Wat is geloven?
Wie gelooft bevindt zich op een andere weg dan de meeste mensen. Wie gelooft roeit tegen de stroom in. Hij loopt in tegen wat de meeste mensen denken en doen. De geloofsweg gaan betekent altijd strijd (Lucas 3:24). Een strijd om anders te zijn, een strijd tegen de zonde, de satan. We zijn in een strijd gewikkeld die zo gevaarlijk is, omdat hij niet gaat tegen vlees en bloed, maar tegen de boze geesten in de hemelse gewesten. Het is geen strijd van man tegen man, maar van een zwak mens tegen duistere bovenmenselijke machten. En dan is er ook onze oude mens met zijn praktijken die zich laat gelden. De grootste verrader zit in ons eigen hart. We moeten voortdurend vechten met onszelf. Daarom is wie gelooft aan het front geplaatst.
Als we de strijd tot een goed einde willen brengen moeten we volharden in het geloof, maar wat houd het geloven dan in?
Geloven is het vertrouwen op Gods beloften en het hopen op de vervulling van die beloften. Het is het bewijs van de dingen die je niet ziet. De Catechismus zegt het heel mooi in vraag en antwoord 21: Waar geloof is een stellig weten en een vast vertrouwen. Deze twee, een stellig weten en een vast vertrouwen kunnen niet zonder elkaar. Waar geloof houdt het woord van God voor betrouwbaar. Daar begint het mee. Maar het vind zijn eindbestemming en hoogtepunt in een vast vertrouwen dat het heil ‘ook aan mij’ is gegeven. Zonder dat vertrouwen is het niet voldoende. Wie Gods woord kent en voor betrouwbaar houdt, heeft alles in huis om zeker te weten dat het heil ook aan hem is geschonken. Het is de Heilige Geest die dit vertrouwen in ons hart werkt, maar Hij doet dit ‘door het evangelie’ (Lucas 8: 15). Daarom moeten we dit evangelie ‘horen’. Het geloof is het gevolg van het horen daarvan. Terwijl wij het evangelie horen met onze oren en lezen met ons verstand, werkt de Geest in ons hart de vaste overtuiging dat ‘ook aan mij’ het heil is gegeven.
In Hebreeën 12 wordt voor de geloofsstrijd het voorbeeld van een wedloop gebruikt. We moeten met volharding de wedloop lopen die voor ons ligt, die ons is toegewezen. Bij de startblokken, namelijk bij de doop, hebben wij van God de belofte gehad dat hij ons wil helpen deze wedloop tot een goed einde te brengen. Wat is Gods genade groot! Maar we moeten die beloften wel aannemen, elke dag weer. Alleen als we dat doen houden we het vol. We mogen God ook elke dag bidden of Hij ons wil helpen om ons geloof te versterken en dat vraagt Hij ook van ons, want we kunnen met onze moeiten en problemen altijd bij Hem terecht.
Stimulans
In vers 1 word gesproken over een grote wolk getuigen die we om ons heen hebben. Deze wolk van getuigen zijn zij die ons zijn voorgegaan, de mensen die Paulus in Hebreeën 11 noemt. Dat zijn alle gelovigen vanaf Adam, die hebben gelooft zonder dat ze de volkomen vervulling van Gods beloften hebben verkregen. Zij zitten in de tribune om ons aan te moedigen. Ze werken als een stimulans tot volharding. Ze stimuleren, want ze hebben de wedloop al doorstaan, ze hebben tegenslagen gehad, maar hebben het gehaald.
Ze kennen onze moeiten en beproevingen. Dat geeft moet, want dat bewijst dat het mogelijk is om de eindstreep te halen. Deze mensen stimuleren ons niet alleen, maar zijn ook getuigen. Ze leggen een eenparig getuigenis af (Mattheüs 18:16), voor God en zijn volk en tegen de satan. Deze getuigen zullen onze aanklagers worden bij Christus, als wij afvallen. Daarom is het zo belangrijk dat we het geloof vast houden door alleen op Jezus te zien, zodat we de wedloop kunnen uitlopen. We moeten Christus vasthouden.
Voorwaarden
Om de wedloop uit te lopen zijn voorwaarden verbonden. Christus heeft ons geboden de Here onze God lief te hebben met heel ons hart, onze ziel en ons verstand en onze naasten als ons zelf (Mattheüs 22: 37-39). Het geloven houdt meer in dan het zeker weten dat God bestaat. We moeten Hem lief hebben als onze Vader. Hij die ons ook lief heeft, op wie we altijd mogen bouwen. Uit liefde voor ons heeft God ons de wet gegeven als richtlijn, zodat we weten hoe we de wedloop moeten lopen en niet verdwalen. Als je de wedloop loopt neem je niet van alles mee, maar je kleed je zo dat je er zo min mogelijk last van hebt, je gooit alles van je af dat in de weg staat. In vers 1 zegt Paulus daarom, dat we moeten afleggen alle last en de zonde die ons zo gemakkelijk in de weg staat. De zonde remt af, blokkeert en brengt je ten val. Je merkt het in je eigen geloof ook, als we toegeven aan de zonde is er geen plek meer voor God, gaan we onze eigen weg. Maar gelukkig is Gods genade zo groot dat als wij Hem oprecht daarom vragen, Hij ons wil helpen ons op de goede weg te brengen. We mogen Hem ook elke keer weer bidden of God met Zijn Heilige Geest in ons wil wonen en werken. Door middel van de Heilige Geest die in ons woont, helpt God ons op de rechte weg te blijven. Want als God het niet verhoedt halen we de eindstreep niet. Zonder Gods hulp kunnen wij niet. De volharding van het geloof is een gave van God (Dordtse Leerregels Hst 5). Daarom is het zo belangrijk dat we God steeds weer om hulp vragen. Je ziet om je heen hen die bezwijken, die uitvallen en de eindstreep niet halen. Zij die de kerk verlaten (1 Timotheüs 4:1-3). Maar de kerk gemeenschap kan God ook verlaten, door niet alleen op Hem te vertrouwen. In onze samenleving houden de meeste mensen zich al lang niet meer aan Gods geboden en dat kan doorwerken in de kerk. Je ziet het jammer genoeg nu ook in de kerk gebeuren, de zondagsheiliging is geen gebod van God meer, echtscheiding wordt toegestaan, er is schriftkritiek en zo zijn er nog veel meer dingen. Men laat verschillende leringen naast elkaar bestaan (bijvoorbeeld het 4e gebod), omdat ze niet één leer als waarheid willen erkennen. Zo laten ze de dwaalleer naast de ware leer bestaan. De mensen die dit doen staan de waarheid tegen en halen daardoor de eindstreep niet als ze zich niet bekeren en van deze verkeerde weg afgaan en de goede weg volgen.
We moeten oppassen dat we hier niet in mee gaan, maar volharden in het geloof en de goede weg blijven volgen ook al word het ons dan moeilijker gemaakt en worden we vervolgd (2 Timotheüs 3: 1-13). Onze troost in deze moeilijke tijden is dat God ons altijd wil helpen, als we Hem daarom vragen.
Opgave
We hebben net gezien dat de volharding van het geloof een gave van God is, maar het is ook een opgave. Het is nooit zeker dat je niet afdwaalt, daar moeten we continue voor waken en bidden (1 Tessalonicenzen 5: 16-18). Er is van onze kant inzet nodig! We moeten waakzaam zijn en hebben dagelijkse zelfcontrole nodig. Zijn we in conditie, word aan de voorwaarden voldaan. Worden de blokkades opgeruimd, gaat alles wat ons hindert aan de kant. Bieden we ten bloedde toe weerstand in onze worsteling tegen onze zonden. De blokkades moeten uit de weg geruimd worden. We moeten ten bloedde toe verzet bieden (vers 4). Een hardloper kijkt niet om zich heen, want dan wordt hij afgeleid en daalt zijn tempo, nee hij is met heel zij lichaam gericht op de eindstreep. Zo moeten wij alleen zien op Jezus, die ons is voorgegaan en niet luisteren wat de mensen om ons heen allemaal zeggen (vers 2). We moeten uit liefde Hem volgen, door te leven naar Gods geboden en te vertrouwen op Zijn beloften. Hij heeft ons immers beloofd dat wij als we dat doen, wanneer Hij terug komt het eeuwige leven mogen ontvangen (1 Johannes 5: 1-12). Het zal niet gemakkelijk zijn om te blijven volharden in het geloof, alles van je af te gooien en je alleen op Christus te richten. Velen zullen de wedloop niet uitlopen, maar door de verleiding vallen (Mattheüs 22: 14).
We moeten elkaar helpen in onze moeiten en zorgen, zodat we niet vallen, maar elkaar opbeuren zodat we samen de eindstreep mogen halen (Galaten 6:2). In 1 Tessalonicenzen 5: 1-11 waarschuwt Paulus ons dat we waakzaam moeten zijn, want de dag van de Here komt als een dief in de nacht. En in 2 Petrus. 2:1 en 2 is voorzegd dat er in de kerk valse profeten zullen komen, die God verloochenen. Daarom moeten we niet slapen, maar wakker blijven, zodat die dag ons niet als een dief in de nacht overvallen zou, maar wij klaar staan voor Hem.
Jezus de Leidsman
Jezus word in vers 2 genoemd de Leidsman en voleinder van het geloof. Een leidsman is iemand die voorop loopt in de strijd. Hem moeten we volgen net als goede soldaten hun generaal volgen. Jezus is ons grote voorbeeld, want Hij is ons voorgegaan. Op Hem mogen we bouwen. Hij weet van de geloofsstrijd alles af. Christus heeft volmaakt getoond, wat in gehoorzaamheid gedaan kon en moest worden (Heb. 5: 8). Jezus hield vol hoe erg Hij ook bespot en gesmaad is. Hij is trouw gebleven tot het einde. Daarom heeft Jezus het geloof tot het hoogtepunt gebracht. Hij heeft voor al onze zonden aan het kruis gehangen, maar zit nu aan de rechterhand van God (vers2). Christus heeft de wedloop al gelopen, de goede strijd al gestreden tot het eind (vers 3). Hij heeft alle macht in hemel en op aarde.
Zie alleen op Jezus en houd moet, want alleen zo kunnen we de wedloop uitlopen (Jakobus 1: 12)
Bron : http://www.jongerenredactie.nl/oud/artikel.php?artid=10