hoofdmenu | Zoek op Categorie | Zoek op Trefwoord | Nieuw | Zoeken | Bijbel

 

Bekijken Bijbelteksten

Trefwoord 
Wijzigen
Spreekwoorden uit de bijbel

Categorie
Bijbel

Toelichting

Spreekwoorden uit de bijbel
U kent ze wel, de bekende uitdrukkingen die wij dagelijks horen: "Wie een kuil graaft voor een ander, valt er zelf in", "Als een dief in de nacht", "Tot hier en niet verder", "In het duister tasten" en vele vele anderen dagelijkse uitspraken vinden hun oorsprong in de Bijbel. Op deze pagina treft u een aantal van deze uitspraken uit de Bijbel. Ze zijn in Bijbelvolgorde gepubliceerd in de Statenvertaling.

Een rib uit je lijf (Genesis 3:6)

En de HEERE God bouwde de ribbe, die Hij van Adam genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht haar tot Adam. Een lust voor het oog. En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.

 

Naam maken (Genesis 11:4)

En zij zeiden: Kom aan, laat ons voor ons een stad bouwen, en een toren, welks opperste in den hemel zij, en laat ons een naam voor ons maken, opdat wij niet misschien over de ganse aarde verstrooid worden!

 

Zijn tenten opslaan (Genesis 13:18)

En Abram sloeg tenten op, en kwam en woonde aan de eikenbossen van Mamre, die bij Hebron zijn; en hij bouwde aldaar den HEERE een altaar.

 

Bij de pakken neerzitten (Genesis 49:14)

Issaschar is een sterk gebeende ezel, nederliggende tussen twee pakken.

 

Duivelskunstenaar (Leviticus 19:31)

Gij zult u niet keren tot de waarzeggers, en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE, uw God!

 

Schapen zonder herder (Nummeri 27:17)

Die voor hun aangezicht uitga, en die voor hun aangezicht inga, en die hen uitleide, en die hen inleide; opdat de vergadering des HEEREN niet zij als schapen, die geen herder hebben.

 

Iemands hart stelen (2 Samuël 15:6)

En naar die wijze deed Absalom aan gans Israël, die tot den koning ten gerichte kwamen. Alzo stal Absalom het hart der mannen van Israël.

 

Op twee gedachten hinken (1 Koningen 18:21)

Toen naderde Elia tot het ganse volk, en zeide: Hoe lang hinkt gij op twee gedachten? Zo de HEERE God is, volgt Hem na, en zo het Baal is, volgt hem na! Maar het volk antwoordde hem niet een woord.

 

De dood in de pot (2 Koningen 4:40)

Daarna schepten zij voor de mannen op om te eten; en het geschiedde, als zij aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man Gods, de dood is in den pot! En zij konden het niet eten.

 

De haren rezen hem te berge (Job 4:15)

Toen ging voorbij mijn aangezicht een geest; hij deed het haar mijns vleses te berge rijzen.

 

Niet van gisteren zijn (Job 8:9)

Want wij zijn van gisteren en weten niet; dewijl onze dagen op de aarde een schaduw zijn.

 

In het duister tasten (Job 12:25)

Zij tasten in de duisternis, waar geen licht is; en Hij doet hen dwalen, als een dronkaard.

 

Tot hier en niet verder (Job 38:11)

En zeide: Tot hiertoe zult gij komen, en niet verder, en hier zal hij zich stellen tegen den hoogmoed uwer golven.

 

In hart en nieren (Psalm 7:10)

Laat toch de boosheid der goddelozen een einde nemen, maar bevestig den rechtvaardige, Gij, Die harten en nieren beproeft, o rechtvaardige God!

 

Zijn hart uitstorten (Psalm 62:9)

Vertrouw op Hem te aller tijd, o gij volk! Stort ulieder hart uit voor Zijn aangezicht; God is ons een Toevlucht.

 

Op handen gedragen (Psalm 91:12)

Zij zullen u op de handen dragen, opdat gij uw voet aan geen steen stoot.

 

Er gaat mij een licht op (Psalm 112:4)

Den oprechten gaat het licht op in de duisternis; Hij is genadig, en barmhartig, en rechtvaardig.

 

De lier aan de wilgen hangen (Psalm 137:2)

Wij hebben onze harpen gehangen aan de wilgen, die daarin zijn.

 

Kwade tongen (Psalm 140:12)

Een man van kwade tong zal op de aarde niet bevestigd worden; een boos man des gewelds, dien zal men jagen, totdat hij geheel verdreven is.

 

Op het rechte spoor brengen (Spreuken 4:11)

Ik onderwijs u in den weg der wijsheid; ik doe u treden in de rechte sporen.

 

Oogappel (Spreuken 7:2)

Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen.

 

Iemand het mes op de keel zetten (Spreuken 23:1-2)

Als gij aangezeten zult zijn om met een heerser te eten, zo zult gij scherpelijk letten op dengene, die voor uw aangezicht is. En zet een mes aan uw keel, indien gij een gulzig mens zijt;

 

Wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in (Spreuken 26:27)

Die een kuil graaft, zal er in vallen, en die een steen wentelt, op hem zal hij wederkeren.

 

Hemel en aarde bewegen (Jesaja 13:13)

Daarom zal Ik den hemel beroeren, en de aarde zal bewogen worden van haar plaats, vanwege de verbolgenheid des HEEREN der heirscharen, en vanwege den dag Zijns hittigen toorns.

 

Een aanfluiting (Jeremia 25:9)

Ziet, Ik zal zenden, en nemen alle geslachten van het noorden, spreekt de HEERE; en tot Nebukadrezar, den koning van Babel, Mijn knecht; en zal ze brengen over dit land, en over de inwoners van hetzelve, en over al deze volken rondom; en Ik zal ze verbannen, en zal ze stellen tot een ontzetting, en tot een aanfluiting, en tot eeuwige woestheden.

 

Vergeven en vergeten (Jeremia 31:34)

En zij zullen niet meer, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, leren, zeggende: Kent den HEERE! want zij zullen Mij allen kennen, van hun kleinste af tot hun grootste toe, spreekt de HEERE; want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven, en hunner zonden niet meer gedenken.

 

Zo moeder, zo dochter (Ezechiël 16:44)

Zie, een ieder, die spreekwoorden gebruikt, zal van u een spreekwoord gebruiken, zeggende: Zo de moeder is, is haar dochter.

 

Wie wind zaait zal storm oogsten (Hosea 8:7)

Want zij hebben wind gezaaid, en zullen een wervelwind maaien; het zal geen staande koren hebben, het uitspruitsel zal geen meel maken; of het misschien maakte, vreemden zullen het verslinden.

 

Ploegen op rotsen (Amos 6:12)

Zullen ook paarden rennen op een steenrots? Zal men ook daarop met runderen ploegen? Want gijlieden hebt het recht in gal verkeerd, en de vrucht der gerechtigheid in alsem.

 

Laat uw linkerhand niet weten wat uw rechterhand doet (Mattheüs 6:3)

Maar als gij aalmoes doet, zo laat uw linker hand niet weten, wat uw rechter doet;

 

Zoekt en gij zult vinden (Mattheës 7:7)

Bidt, en u zal gegeven worden; zoekt, en gij zult vinden; klopt, en u zal opengedaan worden.

 

Ziende blind en horende doof (Mattheüs 13:13)

Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan.

 

Een teken des tijds (Mattheüs 16:3)

En des morgens: Heden onweder; want de hemel is droevig rood. Gij geveinsden! het aanschijn des hemels weet gij wel te onderscheiden, en kunt gij de tekenen der tijden niet onderscheiden?

 

Te elfder ure (Mattheüs 20:9)

En als zij kwamen, die ter elfder ure gehuurd waren, ontvingen zij ieder een penning.

 

Muggen ziften (Mattheüs 23:24)

Gij blinde leidslieden, die de mug uitzijgt, en den kemel doorzwelgt.

 

De schapen van de bokken scheiden (Mattheüs 25:32)

En voor Hem zullen al de volken vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de herder de schapen van de bokken scheidt.

 

In goede aarde vallen (Marcus 4:8)

En het andere viel in de goede aarde, en gaf vrucht, die opging en wies; en het ene droeg dertig voud, en het andere zestig voud, en het andere honderd voud.

 

Het verloren schaap (Lukas 15:6)

En te huis komende, roept hij de vrienden en de geburen samen, zeggende tot hen: Weest blijde met mij; want ik heb mijn schaap gevonden, dat verloren was.

 

Je ziel in lijdzaamheid bezitten (Lucas 21:19)

Bezit uw zielen in uw lijdzaamheid.

 

De inwendige mens (Romeinen 7:22)

Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar den inwendigen mens;

 

Geen kwaad met kwaad vergelden (Romeinen 12:17)

Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen.

 

Een man naar mijn hart (Handelingen 13:22)

En dezen afgezet hebbende, verwekte Hij hun David tot een koning; denwelken Hij ook getuigenis gaf, en zeide: Ik heb gevonden David, den zoon van Jesse; een man naar Mijn hart, die al Mijn wil zal doen.

 

Het is zaliger te geven dan te ontvangen (Handelingen 20:35)

Ik heb u in alles getoond, dat men, alzo arbeidende, de zwakken moet opnemen, en gedenken aan de woorden van den Heere Jezus, dat Hij gezegd heeft: Het is zaliger te geven, dan te ontvangen.

 

Zonder vlek of rimpel (Efeze 5:27)

Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.

 

Als een dief in de nacht (1 Thessalonicenzen 5:2)

Want gij weet zelven zeer wel, dat de dag des Heeren alzo zal komen, gelijk een dief in de nacht.

 

Bron :


Bijbelteksten
Onbekend/Anders

   Bijbeltekst toevoegen

 


  Terug


Versie december 2009